Zoeken naar zwervers in de vrieskou
ROTTERDAM – Voor zwervers zijn het in deze winterse tijd zware dagen. Op zoek in Rotterdam naar daklozen in de vrieskou. Veldwerker Evert Vos van Stichting Ontmoeting: „Voor drankverslaafden is het levensgevaarlijk om met dit weer buiten te slapen.”
Tien uur, dinsdagavond. In het duister parkeert veldwerker Evert Vos een witte bus van Stichting Ontmoeting langs een besneeuwd talud aan de Stoopweg, in het noorden van Rotterdam. Met zijn collega Liesbeth Kooy, maatschappelijk werker, neemt hij poolshoogte in de bosjes boven aan het talud. Gewapend met een zaklamp stevenen ze af op een provisorische tent. Een bewoner is er niet. Binnen is de zaak verrassend op orde. Er liggen een slaapzak, wat boeken, een McDonald’s- zak, een plastic zak met een opdruk van de GDD. „Hier woont geen drankverslaafde”, stelt Vos vast. „Anders zag je wel overal bierblikjes rondzwerven.”
Als veldwerker trekt Vos door Rotterdam om dak- en thuislozen met raad en daad terzijde te staan. Zo nodig schakelt hij andere hulpverleners in, zoals een straatarts of psychiater. Of hij probeert in samenwerking met andere instanties zwervers onderdak te bieden. „Ik probeer de daklozen over te halen. Door middel van een praatje, een shagje, of desnoods geld van de sociale dienst.”
Het aantal dak- en thuislozen in Rotterdam is de afgelopen jaren drastisch gedaald. Onder invloed van onder meer Leefbaar Rotterdam zette het gemeentebestuur erop om in zwervers uit het straatbeeld te krijgen en hun hulp aan te bieden. Zwierven er zes jaar geleden nog meer dan 400 mensen in de Maasstad rond, nu zijn dat er hooguit enkele tientallen.
Sinds enkele dagen kunnen alle daklozen in Rotterdam in verband met de vrieskou terecht in een van de nachtopvanglocaties, ook als ze daar niet het benodigde pasje voor hebben. „Nu slaapt alleen nog de harde kern buiten. Het zijn mensen die niet tegen regels kunnen en het niet uithouden tussen vier muren”, zegt Vos, terwijl hij zijn bus door koud en donker Rotterdam loodst. „Denk bijvoorbeeld aan zwaar verslaafden of mensen met een psychiatrische problematiek.”
Per telefoon meldt zich een collega van het Leger des Heils. Hij geeft door dat een zwervende Pool met een drankprobleem zijn slaapplek onder een brug heeft verlaten en zijn toevlucht in de nachtopvang heeft gezocht. „Dat is een goed bericht”, zegt Vos. „Deze man is zwaar aan alcohol verslaafd. Dan is het levensgevaarlijk om bij deze kou op straat te slapen.” De veldwerker herinnert zich hoe hij zich jaren geleden inspande om een zware alcoholist bij min 15 graden aan onderdak te helpen. „De man sliep met een fles port in zijn jas. Hij had een psychose en dacht dat hij Rotterdam tegen de Romeinen moest verdedigen. Wij waren dan de Romeinen.”
Rond halfelf parkeert Vos de bus onder een viaduct van de A16. Een naargeestige wereld van graffiti en beton. Tegen een met verf bespoten muur ligt een zwerver ineengedoken. De man komt niet in beweging. „Dit is een Griek die zo weinig mogelijk contact wil. Van andere hulpverleners heb ik gehoord dat hij agressief kan reageren.”
Ook met een andere dakloze, die onder de Willemsbrug is neergestreken, komt het niet tot contact. „Deze man is niet naar binnen te krijgen. Het bijzondere is dat het een beleefde man is die je heel vriendelijk te woord staat. Wel reageert hij de laatste tijd op een wat vreemde manier. Dan gooit hij zijn eigen paspoort op de grond en spuugt hij daarop.”
Rond middernacht nemen Vos en Kooy een kijkje bij een gammele, met graffiti bespoten caravan naast een vervallen kraakpand in een stuk niemandsland, vlak bij het Marconiplein. Vos tikt op de deur van de sloopcaravan. Even later zwaait een klapdeurtje open en meldt zich een met muts getooide Portugees. Kooy schenkt een bekertje soep. En nog een. „Daar is het koud”, zegt de man, de nacht in wijzend. „Ik heb dekens.” Vos, weer terug in de bus: „Om deze man maak ik me niet zo veel zorgen. Zijn hand voelde warm aan.”