Kerk & religie

Prof. dr. W. Balke: Veel ballast in kerkorde 1951

LUNTEREN – „De synode heeft geen zeggenschap over de vrijbeheerkerkvoogdijen, ook niet bij wijziging van bepaalde ordinanties in de kerkorde.” Dat zei prof. dr. W. Balke, emeritus hoogleraar kerkgeschiedenis, zaterdag in Lunteren tijdens de algemene ledenvergadering van de Vereniging voor kerkvoogdijen in de Hersteld Hervormde Kerk.

Kerkredactie
29 November 2010 10:48Gewijzigd op 14 November 2020 12:42

Van de vereniging zijn ruim twintig hersteld hervormde kerkvoogdijen lid, vooral die met vrij beheer. Vrijbeheergemeenten kennen geen ouderlingen-kerkvoogd.

Prof. Balke stelde zich neutraal op in de kwestie van beheer. Hij zei dat de vorm van beheer er weinig toe doet, als er maar sprake is van een geestelijk doel. In zijn lezing ”Het beheer van de plaatselijke kerkelijke goederen en fondsen in historisch perspectief en de betekenis daarvoor voor nu” maakte hij duidelijk dat dat vroeger niet altijd het geval was.

In de middeleeuwen groeiden de diaconie en de kerkvoogdij uit elkaar. Er kwam een aparte organisatie voor het beheer van de kerkelijke goederen. Het geestelijke doel van die goederen verdween steeds meer.

In Nederland kwamen kerkelijke goederen als kerkgebouwen en landerijen na de Reformatie vaak in handen van de lokale overheid, die onder meer zorgde voor de bezoldiging van de predikant en de ondersteuning van armen. „Het bestuur en het beheer van de kerk vormden twee lijnen die elkaar niet raakten.”

De kerkorde van 1951 voegde bestuur en beheer samen. De kerkvoogd kwam als ouderling-kerkvoogd in de kerkenraad. De gemeenten kregen de mogelijkheid om vrijwillig over te gaan op de nieuwe vorm van beheer. Het werd, aldus prof. Balke, een probleem toen de synode kerkvoogdijen ging dwingen tot het afdragen van quota voor de landelijke kerk en gemeenten ging dwingen het vrij beheer los te laten. Dat leverde schrijnende toestanden op.

Hij gaf aan geen bezwaar te hebben tegen vrij beheer, en vindt het onjuist om kerkvoogdijen te dwingen om almaar bedragen af te staan aan de landelijke kerk of om over te gaan op een andere vorm van beheer. „Er is nooit door een burgerlijke of kerkelijke rechter verteld wanneer en op welke grond de rechter kan ingrijpen in het vrije beheer. De bijdragen moeten vrijwillig zijn. Als het geestelijk goed gaat in de gemeente, hoeven de kerkvoogden zich geen zorgen te maken. Als er liefde is, komt het ook goed met het geld.”

En passant sprak hij zich uit over de kerkorde van 1951, die de Herstelde Hervormde Kerk gebruikt. „In deze kerkorde is veel ballast die de kerk het beste zo snel mogelijk kwijt kan raken. Voor iedere mogelijke fout werd een regel bedacht. Regelzucht is een vloek voor de kerk. Veel dingen zijn niet vooraf te regelen. Laten we elkaar in dingen die het wezen van de kerk niet raken, vrijlaten. Dat deed Calvijn ook, die tegen bisschoppen was maar toch een brief als volgt beëindigde: „Laat er dan bisschoppen zijn, als ze maar goede herders zijn.”

W. van den Brink, secretaris van de vereniging, wil graag overleg met de synode, in het bijzonder over een mogelijke wijziging van ordinantie 16, die spreekt over het beheer. Prof. Balke zei dat de synode ervoor kan kiezen om veranderingen aan te brengen in de regels over het beheer, maar dat die dan niet gelden voor de gemeenten met vrij beheer, omdat die kerkvoogdijen niet onder de kerkenraad vallen.

Van den Brink vindt dat deze kerkvoogdijen met betrekking tot het beheer geen verbindende regelgeving behoeven te aanvaarden van de synode.

Op een vraag van prof. Balke wat er moet gebeuren als een kerkvoogdij minder goede dingen doet, antwoordde hij dat het ook andersom kan: dat de kerkenraad minder goede dingen doet. „Laat dat spanningsveld maar blijven.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer