Commentaar: Kortjakje gaat nog steeds naar de kerk
Velen kennen het kinderliedje: „Altijd is Kortjakje ziek/ Midden in de week, maar ’s zondags niet/ ’s Zondags gaat zij naar de kerk/ Met een boek vol zilverwerk/ Altijd is Kortjakje ziek/. Midden in de week, maar ’s zondags niet.” Kortjakje gaat nog steeds iedere zondag naar de kerk. En midden in de week is ze niet in orde. Weliswaar misschien niet ziek, maar wel mat. Heel mat. Die diagnose werd deze week op verschillende bijeenkomsten vastgesteld.
Tijdens de jubileumsamenkomst deze week van de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Bond, Johannes Calvijn, constateerde de hoofdspreker dat het velen ontbreekt aan doorleefd christendom. Het christen-zijn is volgens hem gereduceerd tot de zondagen. De rest van de week zijn veel leerlingen „christen tussen haakjes.”
Op een symposium van de Evangelische Hogeschool, gisteren, constateerden verschillende inleiders dat veel kerkmensen door de week niet te onderscheiden zijn van niet-christenen. Of ze nemen kritiekloos de kleur van de seculiere omgeving aan, of ze kruipen weg in hun isolement. Matheid is troef. De stoere kerkgangers van zondag blijken in de week vaak kleurloze meelopers.
De constatering is niet nieuw. Al langer zegt vooral de niet-christelijke omgeving dat streng orthodoxe christenen op zondag vaak wel zwaar praten, maar doordeweeks hun principes in de kluis hebben achtergelaten.
De vraag is wanneer al die protestantse, evangelische en reformatorische Kortjakjes nu eindelijk eens wakker worden en tot bezinning komen. Men kan klagen over de toenemende ontkerstening en de groeiende haat tegen het christendom. Maar de voornaamste oorzaak van het verval van de samenleving is binnen de kerken te vinden. Wanneer van kerkmensen niets uitgaat, zij niet als zoutend zout in de samenleving aanwezig zijn, zijn de tranen van christenen over alle cultureel-maatschappelijke achteruitgang krokodillentranen.
Het beeld dat het christendom in ons land oproept, herinnert aan de gemeente van Laodicea. Daarvan zegt de apostel Johannes dat ze lauw is. De Koning van de Kerk zal haar daarom uit Zijn mond spuwen. De kanttekening op de Statenvertaling legt uit dat de Laodicenzen de waarheid wel hebben aangenomen maar dat ze hun leven en godsdienst wensen „te schikken naar de wereld, om ondank en vervolging te ontgaan.” De conclusie van de kanttekenaren is schokkend. De mensen „zijn erger en moeilijker terecht te brengen dan degenen die nog vreemd zijn van de waarheid. Daarbij verwijzen ze naar het oordeel dat de Heere Jezus uitspreekt over de farizeeën: „Zo blijft dan uw zonde.” (Joh. 9:41)
De scheiding tussen zondag en doordeweeks is een bijna ongeneeslijke kwaal die niet alleen het lichaam van de kerk aantast maar ook de samenleving raakt. Die matheid van christenen kan alleen overwonnen worden als ze door bekering hun naam weer waar gaan maken: toegewijde volgelingen van Christus worden. Alleen als ze door het geloof Hem dienen en eren, zal de samenleving dat merken. Niet door bijna dwangmatig activisme maar door merkbare bewogenheid met de wereld en de schepping.