Plichten
Romeinen 8:28
„En wij weten, dat dengenen, die God liefhebben, alle dingen medewerken ten goede…”
Alle plichten van mensen zijn niets voor God. Wanneer wij gedaan hebben al hetgeen ons bevolen is, dan moeten wij nog zeggen dat wij onnutte dienstknechten zijn. Alle plichten van de mens, gelijk ze door hem gedaan worden, zijn met veel gebrek. Wat is een plicht meer dan een gehoorzaamheid die door God bevolen wordt, en door de mens moet worden volbracht?
Doch al onze gerechtigheden zijn als een wegwerpelijk kleed. Dat is zo, zolang als het hart van een gelovig mens met dikke dampen overtrokken is en meer dan gewoon doof is in het horen. Als de ziel laag vliegt en traag is in het bidden, als het wat onwillig en onhebbelijk is om boven mate te vasten. Zulke rechtvaardigheid staat gemeenlijk voor zonde. Maar de ziel die met volle zeilen aan komt zeilen en met een stijve wind van de Geest van Christus gevuld is, werken alle dingen mee ten goede.
Isaac Ambrosius
(”Voorrechten van een gelovige ziel”, 1660)