Vliegende dino deed aan polsstokspringen
Pterosauriërs, vliegende reptielen zo groot als een giraf, kozen het luchtruim door zich af te zetten met poten en vleugels. Ze deden dat door een aantal keren „polsstok te springen” over hun opgevouwen vleugels.
Dat ontdekten Mark Witton, paleontoloog van de universiteit van Portsmouth en Michael Habib van de Chatham University, Ze publiceerden hun vondst vorige week in het internettijdschrift PLoS One.
Als de gigant eenmaal in de lucht was, kon hij dankzij de krachtige vleugels grote afstanden afleggen en zelfs de oversteek van het ene naar het andere continent wagen, stellen de wetenschappers.
„De meeste vogels stijgen op na een aanloop. Als ze klein genoeg zijn lanceren ze zichzelf in de lucht vanuit stilstand. De reusachtige pterosauriërs waren te groot en te zwaar om een van deze startbewegingen uit te voeren”, aldus Witton.
Pterosauriërs gebruikten –anders dan vogels– aan de grond waarschijnlijk alle vier hun ledematen om te staan, vermoeden Witton en Habib. Ze ontdekten dat de 5 meter hoge dieren met een spanwijdte van 10 meter desondanks gemakkelijk van de grond konden komen door zich een aantal malen af te zetten met hun voorpoten. „Ze hadden daarvoor slechts 50 kilo spierweefsel nodig in elke voorpoot.”