„De shoah blijven we ons herinneren”
Als wetenschapper kan hij de holocaust verklaren, begrijpen lukt niet. Dr. Johannes Houwink ten Cate (1956) aanvaardde vanmiddag in het openbaar zijn benoeming tot hoogleraar holocaust en genocidestudies aan de Universiteit van Amsterdam door het uitspreken van zijn oratie.
„Daar is een goede dag voor uitgekozen”,aldus dr. Houwink ten Cate, „8 mei is immers de dag van de overgave van het Derde Rijk.” Als Houwink ten Cate over de Tweede Wereldoorlog en de Jodenververvolging spreekt, is dat met verstand van zaken. Sinds 1985 is hij verbonden aan wat toen nog het Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie heette, het huidige NIOD. Daarvoor had Ten Cate na zijn gymnasiumopleiding aan het Vossius in Amsterdam geschiedenis in Utrecht gestudeerd. Vorig jaar herfst stelde de Universiteit van Amsterdam een nieuwe leerstoel in: holocaust en genocidestudies. Men benoemde Houwink ten Cate tot eerste hoogleraar en in het verlengde daarvan tevens tot directeur van het nieuwe Centrum voor Holocaust en Genocidestudies van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen. Vanmiddag volgde de openlijke aanvaarding van de leerstoel.
Het Centrum voor Holocaust en Genocidestudies vloeit voort uit het feit dat Nederland zich in 1998 aansloot bij de internationale ”taskforce voor internationale samenwerking voor holocaustonderwijs, -herinnering en -onderzoek”. Drijvende kracht achter de taskforce is de befaamde Israëlische historicus Yehuda Bauer. „Men wilde vooral de belangstelling voor de holocaust in Oost-Europa stimuleren. Tijdens de communistische overheersing is het Joodse lijden genegeerd”, aldus dr. Houwink ten Cate.
Is de studie naar de holocaust nog niet voltooid?
„Aanvankelijk interesseerden wetenschappers zich vooral in het waarom, voor de besluitvorming aan de top. Dan gaat het om een kleine groep daders. Die groep groeit als je kijkt naar het hoe. Neem de maatschappelijke uitsluiting in 1941 van de Joden in Amsterdam. Er is indertijd een verenigingsverbod afgekondigd. Het is echter nooit de bedoeling van die wet geweest dat Joden uit hun woningen zouden worden gezet. Toch kwamen er woningbouwverenigingen bij elkaar en vroeg men: „Zijn we eigenlijk niet een vereniging?” Omdat die vraag met ja werd beantwoord, moesten Joden hun huis uit. Dergelijke details werpen licht op de houding van de niet-Joodse omstanders.”
De historicus Chris van der Heijden schreef onlangs in Vrij Nederland dat de oorlog is afgelopen en daarom een bescheidener plaats in het heden hoort in te nemen.
„Volgens mij is wat Van der Heijden bepleit allang gebeurd. Oorspronkelijk was 4 mei rechtstreeks gericht op de doden uit de Tweede Wereldoorlog en dan in het bijzonder op de Joodse Nederlanders. Nu herdenken we op dodenherdenking heel uitdrukkelijk allen die zijn overleden in oorlogssituaties na 10 mei 1940, inclusief degenen die bij vredesmissies waren betrokken. Ik stond dit jaar op 4 mei op de Dam en ik hoorde burgemeester Cohen zeggen dat we ook een moment moeten denken aan de oorlogsslachtoffers uit andere landen. Ik heb het gewoon niet meer als dan iemand een pleidooi houdt voor het breder maken van de herdenking als dat al is gebeurd.”
Waarom combineert het instituut de holocaust met genocidestudies?
„De holocaust is natuurlijk onmiskenbaar een genocide. De term is bedacht door Bauer. Hij sluit daarmee aan bij het taalgebruik in de Verenigde Staten. Er is een belangrijk vakblad en dat heet ”Holocaust and genocidestudies”.
Amerika wil aandacht besteden aan moderne genocides, maar wil tegelijkertijd een aparte plaats inruimen voor de shoah. Ik vind dat niet zo’n gekke oplossing. Als je het alleen genocidestudies zou hebben genoemd, zou het verschijnsel van de shoah niet meer in de titel tot uitdrukking komen. dat is vreemd, want de shoah is de eerste genocide die mensen zich na zestig jaar nog herinneren.
Genocides komen voor in twee verschijningsvormen. Er is aan de ene kant de genocide als staatsmoord op een minderheid en aan de andere kant is er de etnische burgeroorlog met als inzet de staatsmacht. Bij de laatste moeten we denken aan Rwanda en Bosnië. Over vijftig jaar zal vermoedelijk niemand zich meer de genocide in Rwanda herinneren. Wat ik wel zeker weet, is dat we in 2003 ons de Jodenvervolging nog kunnen en willen herinneren.
Dat is bijzonder. Een van de verklaringen hiervoor is dat Europeanen heel weinig historische herinneringen delen. De Europese geschiedenis is een geschiedenis van onderlinge oorlogen. De herinnering aan het Derde Rijk, aan de Jodenvervolging, is de enige herinnering die we delen met grote aantallen andere Europeanen.”
U kunt de holocaust of shoah verklaren, maar kunt u hem ook begrijpen?
„Nee, wat de slachtoffers is aangedaan kun je niet begrijpen, tenzij je tot de slachtoffergroep behoort. Degenen die daar niet zijn geweest, vatten het niet. Ik zeg altijd dat we het ons tot ons grote geluk niet kunnen voorstellen wat het is om slachtoffer te zijn. Slachtoffer zijn is iets rampzaligs, zelfs als je het overleeft, het stigmatiseert. Abel Herzberg heeft geschreven: „Mensen houden niet van andere mensen met wie het slecht gaat.”
Wat voor mensbeeld heeft u door uw onderzoek van de shoah? Schuilt in ieder mens een Eichmann?
„Dat is een interpretatie die je aan die geschiedenis kunt verbinden. Dat is waar. Maar je kunt er ook andere interpretaties aan verbinden. De historicus Ernst Kossmann zegt dat de geschiedenis een echoput is: „Wat je uit de geschiedenis wil horen, is wat je er zelf hebt ingeroepen.” Uit een en dezelfde historische gebeurtenis kun je heel verschillende lessen trekken.
Door mijn onderzoek ben ik niet verhard. Er zijn gelukkig nog altijd bepaalde beschrijvingen die je ontroeren. Ik heb eelt op mijn ziel gekregen, maar ik hoop niet te veel.”