De totstandkoming van de Herziene Statenvertaling
Langer wachten zou de kloof tussen de Statenvertaling en de eigentijdse taal alleen maar vergroten, klonk het in 1998. De idee van een herziene Statenvertaling vond dan ook ingang onder hervormd-gereformeerde predikanten.
Het is dr. M. J. Paul die tijdens de predikantencontio van de Gereformeerde Bond in Doorn voorstelt om de Statenvertaling (SV) te gaan herzien. De taal van de Statenvertaling gaat steeds meer jongeren boven de pet, concludeert hij mede op grond van een onderzoek onder catechisanten. Meer dan de helft van de ondervraagden zei de Statenvertaling zonder hulpmiddelen niet te begrijpen. Een gegeven dat niet alleen voor jongeren, maar voor de meeste gemeenteleden zou gelden.
Niet dat hij geen nadelen ziet. Zo betwijfelt dr. Paul of de intern verdeelde gereformeerde gezindte wel in staat is zo’n gemeenschappelijk project te ondernemen. Maar de nood weegt zwaar, vinden ook de 150 aanwezige predikanten.
Dr. Pauls pleidooi krijgt meteen bijval van prof. dr. A. de Reuver. De Statenvertaling wekt onnodig vervreemding, stelt hij. Daarbij bestaat het gevaar dat mensen gaan grijpen naar „ondeugdelijke alternatieven”, zoals Het Boek.
Herzien dus. Maar dan wel met de intentie van de Statenvertalers. „Dat betekent”, volgens prof. De Reuver, „dat je eerbiedig en zorgvuldig recht doet aan de brontaal, maar ook met grote fijngevoeligheid zoekt naar de weergave in de zogeheten doeltaal, in dit geval het Nederlands.”
Een herziening moet er echter niet zonder meer komen, vindt zowel dr. De Reuver als dr. Paul. Het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) en de Katholieke Bijbelstichting (KBS) werken immers hard aan de Nieuwe Bijbelvertaling (NBV), die in 2004 zal verschijnen. Een vertaling die in 1998 nog het voordeel van de twijfel krijgt, al is de verwachting dat het grootste deel van de hervormd-gereformeerde gemeenten de NBV niet zal accepteren.
De idee is daarom dat een interkerkelijke commissie formuleert wat de minimale eisen zijn waaraan een nieuwe vertaling moet voldoen en de beschikbare proefvertalingen van de Nieuwe Bijbelvertaling hieraan toetst. Vervolgens buigt ze zich over de vraag of er een gereviseerde Statenvertaling moet komen en inventariseert ze welke moeilijkheden er zijn te verwachten als men daarover gaat.
De commissie die het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond van advies gaat dienen, komt er in mei van dat jaar en vergadert voor het eerst op 2 juni. Ze bestaat op dat moment uit de hervormd-gereformeerde ds. W. Chr. Hovius (voorzitter) en dr. Paul, de christelijke gereformeerde prof. dr. H. G. L. Peels en ds. J. Van Amstel. Ook ds. C. G. Vreugdenhil, dr. Chr. Fahner en de neerlandicus C. Bregman (alle drie lid van de Gereformeerde Gemeenten) nemen zitting in de commissie. Kort daarop treedt ook dr. De Reuver toe.
Belangrijke beslissingen vallen twee jaar later, in mei 2000. Het hoofdbestuur besluit op advies van de commissie tot een revisie van de Statenvertaling. De verschillen tussen de Statenvertaling en de nog te verschijnen NBV zijn te groot en de NBV zal niet de doelgroep bereiken waarvoor de Gereformeerde Bond zich verantwoordelijk acht, luidt de verklaring.
Voor de uitvoering van de herziening worden mensen aangetrokken met deskundigheid op het gebied van de grondtalen en het hedendaags Nederlands. Het hoofdbestuur stelt pogingen in het werk om bij deze revisie ook andere kerken te betrekken.
Steeds meer gezinnen lezen uit Het Boek, signaleert ds. G. D. Kamphuis dat voorjaar voor de EO-radio. De voorzitter van de Gereformeerde Bond maakt verder duidelijk dat de herziene versie wel Statenvertaling moet blijven. „Deze willen we namelijk bewaren voor ons nageslacht.”
De herziening is niet allereerst bedoeld voor gebruik op de kansel. Verder betreft deze in eerste instantie niet de hele Bijbel, maar het Bijbelboek Genesis en het hele Nieuwe Testament.
De Waarheidsvriend, het weekblad van de Bond, meldt op 23 mei 2002 de oprichting van de Stichting Herziening Statenvertaling. Voorzitter is de voormalige hervormde synodepreses ds. B. J. van Vreeswijk. De andere bestuursleden zijn ds. H. Russcher –hoofdbestuurslid van de Gereformeerde Bond– de voormalige SGP-Europarlementariër en oud-hoofdbestuurslid ir. L. van der Waal, ds. A. J. Kunz, ds. J. Van Amstel, ds. R. Kok, ds. C. G. Vreugdenhil en oud-directielid van hogeschool De Driestar ouderling drs. I. A. Kole.
September 2003. De stichting treedt naar buiten met een eerste proeve van de Herziene Statenvertaling. Hervormde en christelijke gereformeerde kerkenraden krijgen een folder toegestuurd met daarin drie voorbeeldhoofdstukken.
De verwachting is op dat moment dat het project zeker vijf jaar zal duren. Jaarlijks is hiervoor een bedrag van 50.000 euro nodig. In totaal werken tussen de dertig en de veertig mensen aan de herziening.
De eerste deeluitgave van de HSV ziet het licht op 4 juni 2004. Ds. Van Vreeswijk en ds. Kamphuis ontvangen het eerste exemplaar. De deeluitgave, een paperback, bevat Genesis, Psalmen en tien boeken uit het Nieuwe Testament.
Rond de presentatie van de deeluitgave blijkt dat de stichting ook bezig is met de herziening van de andere Bijbelboeken.
In april 2005 besluit het stichtingsbestuur iedere maand een nieuw Bijbelboek op de site te plaatsen.
Verwachtingen over de duur van het project worden meermalen bijgesteld. Kwaliteit vraagt tijd, deelt ds. Van Vreeswijk verschillende keren mee. In december 2006 verschijnt het tweede deel van de HSV: het complete Nieuwe Testament en enkele boeken uit het Oude Testament.
Van de vijf verschillende uitgaven die volgende maand uitkomen, zijn nu 50.000 exemplaren verkocht. Daarmee is de eerste druk uitverkocht. De presentatie van de HSV heeft op 4 december plaats in de Grote Kerk in Dordrecht.
Dit is de eerste aflevering in een driedelige serie artikelen in de aanloop naar de presentatie van de Herziene Statenvertaling, op 4 december in Dordrecht. Dinsdag deel 2.
Statenvertaling (1637)
De Nationale Synode van Dordrecht (1618-1619) besloot de Bijbel uit de grondtalen (Hebreeuws, Aramees en Grieks) te vertalen. Tot die tijd gebruikten de gereformeerden de Deux-aesbijbel, een rechtstreekse vertaling van het Nieuwe Testament uit het Grieks en van het Oude Testament van de Lutherbijbel. De synode bepaalde dat de tekst zo dicht mogelijk bij de grondtalen moest blijven.
Voor het werk werden drie vertalers aangewezen voor het Oude Testament (de predikanten Johannes Bogerman, Wilhelmus Baudartius en Gerson Bucerus) en drie voor het Nieuwe Testament (de predikanten Jakobus Rolandus, Hermannus Faukelius en Petrus Cornelisz). Herman Faukelius en Petrus Cornelisz overleden voordat ze aan de vertaling konden beginnen. In hun plaats kwamen Festus Hommius en Antonius Walaeus. Revisoren uit de gewesten controleerden de tekst.
De vertalers begonnen in 1625 met hun werk, dat ze in 1635 voltooiden. Twee jaar later was Pauwel Aertsz van Ravesteyn klaar met het drukken van de Bijbel. De editie van 1637 bevatte een aantal fouten, die in de editie van 1657 gecorrigeerd werden.
Deze Bijbel heette de Statenbijbel, omdat de Staten-Generaal de arbeid financierden. Op 17 september 1637 boden Walaeus, Hommius en Andreas Rivet het eerste exemplaar, in groot formaat, verguld op snee en gebonden in paars fluweel, aan de Staten-Generaal aan. Johannes Bogerman, preses van de Dordtse Synode en voorzitter van het vertaalteam, was juist daarvoor overleden.
Herzieningen van de Statenvertaling
Door verandering in taal en spelling werd de Statenvertaling in de loop van de tijd minder toegankelijk. Vanaf 1755 werden edities uitgebracht die op een aantal punten afweken van de oorspronkelijke uitgave. Het betrof in het begin vooral de spelling.
De editie van 1847 kende grotere veranderingen; ook waren geliefde uitdrukkingen vervangen. Deze editie werd slecht verkocht. Daarom kwam het Nederlands Bijbelgenootschap (NBG) in 1888 met een uitgave waarin de tekst van 1657 leidend was. Deze editie vond snel ingang en vormde de grondslag voor latere edities van de Statenbijbel. De gewijzigde uitgave van 1947 (Esser-Kijne), waarin tekstueel veel veranderd was, werd niet gewaardeerd.
Het Nederlands Bijbelgenootschap stelde in 1968 een commissie in voor een nieuwe revisie van de Statenvertaling. De commissie nam als uitgangspunt de Dessendiaanbijbel van uitgeverij Jongbloed. Predikanten en neerlandici uit de Gereformeerde Bond in de Nederlandse Hervormde Kerk, de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Gemeenten werkten eraan mee. Voor samenwerking tussen de vertaalcommissie en de Gereformeerde Bijbelstichting (GBS) bleken de uitgangspunten te ver uit elkaar te liggen.
De herziening, die in 1977 gereed was, is bekend geworden als de Tukkerbijbel. Deze is genoemd naar de voorzitter van de commissie die de vertaling maakte, ds. W. L. Tukker, een van de leidende personen van de Gereformeerde Bond.
Er kwam al snel veel kritiek. Voor mensen die gewend waren aan de oudere tekstvorm had deze vertaling iets vervreemdends. Anderen vonden juist dat de veranderingen niet ver genoeg gingen. De herziening is door weinig mensen gebruikt.
Jesaja 53:1-3
Statenvertaling (1637): 1. Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wien is de arm des HEEREN geopenbaard?
Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; als wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben.
Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en een iegelijk was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht.
Statenvertaling (Tukker, 1977): 1. Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wie is de arm des HEEREN geopenbaard?
Want Hij is als een rijsje voor Zijn aangezicht opgeschoten, en als een wortel uit een dorre aarde; Hij had geen gedaante noch heerlijkheid; toen wij Hem aanzagen, zo was er geen gestalte, dat wij Hem zouden begeerd hebben.
Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en een ieder was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht.
Herziene Statenvertaling (2010): 1. Wie heeft onze prediking geloofd, en aan wie is de arm van de HEERE geopenbaard?
Want Hij is als een loot opgeschoten voor Zijn aangezicht, als een wortel uit dorre aarde. Gestalte of glorie had Hij niet; als wij Hem aanzagen, was er geen gedaante dat wij Hem begeerd zouden hebben.
Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als iemand voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht.