De Tien Geboden gewikt en gewogen
Al vanaf 1998 staat in de zaterdageditie van dagblad Trouw een paginagroot interview van Arjan Visser met een bekende Nederlander over de Tien Geboden. Die interviews worden in boekvorm uitgegeven.
In de nu verschenen bundel komen zestien personen aan het woord. ”Gesprekken over religie en spiritualiteit” is de ondertitel. De hier opgevoerde ondervraagden geloven in God, of ze hebben dat geloof prijsgegeven, of ze hebben nog slechts ‘iets’ ervan overgehouden. Dat bepaalt ook de driedeling van het boek: God, Niets, Iets.
Wie verwacht dat de onderscheiden functies van de wet –kenbron van ellende, tuchtmeester tot Christus en leefregel der dankbaarheid– voor het voetlicht komen, komt bedrogen uit. Het gaat er vooral om hoe de geïnterviewden aankijken tegen de Tien Geboden en hoe ze er al of niet mee omgaan. Derhalve hebben de interviews iets weg van korte levensverhalen, waarbij de lezer ook een glimp mag opvangen van de levensinstelling en de zielenroerselen van de gesprekspartners.
Het eerste deel is het meest positieve. Daarin betuigen bisschop Ad Simonis, de tot het rooms-katholicisme bekeerde schrijfster Vonne van der Meer, gewezen toneelschrijver Jozef van den Berg, priesterdochter Désanne van Brederode, de christen geworden essayist Willem Jan Otten, de monnik Anselm Grün, NCRV-theologe Jacobine Geel en (toen nog) EO-medewerker Arie Boomsma hun Godsgeloof, tegen de achtergrond van het eerste gebod. De overtuigingen zijn heel divers. Voor Jacobine Geel bijvoorbeeld behoren christendom en islam tot „dezelfde familie”, al vindt ze het Nieuwe Testament wel „een prettige aanvulling.” Een slecht visitekaartje voor de NCRV!
Désanne van Brederode blijkt een oprecht zoekende „naar het geloof in God, of eerder nog het geloof in Christus.” Jozef van den Berg trok zich na zijn bekering terug in een fietsenhok en verlangt ernaar „dat God zich aan iedereen zal laten kennen, zoals Hij zich aan mij heeft laten kennen.”
In het tweede deel leggen filmmaker Paul Verhoeven, oud-minister Ronald Plasterk en schrijver-psychiater Theodore Dalrymple rekenschap af van het niet (meer) in God geloven. En in het derde deel komen nog vijf ”ietsisten” –een begrip dat door Ronald Plasterk werd ‘gemunt’– aan het woord: de gewezen non Karen Armstrong, stichtster van de periodiek Happinez Inez van Oord, schrijfster Patty Harpenau, psychotherapeut Leo Tas en schrijver-theaterregisseur Geert Krimpen.
Van Oord, afkomstig uit een gereformeerd milieu van zakenlieden, zegt opgevoed te zijn bij ”geloven is verbieden”. Ze wil „een sprankelend, geheimzinnig woord voor God verzinnen” en opnieuw beginnen. Bij zulke verhalen begint er bij mij altijd iets te knagen: waarom bij het gereformeerde geloof vandaan gegroeid? Deze mensen staan immers model voor zo velen vandaag.
In een volgend deel komen de cabaretiers aan het woord. Wie de serie in Trouw al die jaren heeft gelezen, weet dat er dan ook heel wat afvalligen aan het woord komen.
Het al of niet in God geloven bepaalt uiteraard ook het zicht op de overige geboden. Over de (ont)heiliging van de Gods Naam bijvoorbeeld. Ronald Plasterk draait eromheen. Hij kan zich voorstellen dat je mensen die in Wodan geloofden „niet onbeperkt mag beledigen.” Maar Wodan zelf: „Lijkt me wel.” Moet de lezer hier zelf de lijnen maar doortrekken? Inzake de zondag: elke week een dag van rust willen velen nog wel, maar zondagsheiliging? Bij het vijfde gebod worden soms ontroerende verhalen van aanhankelijkheid aan ouders verteld, maar eveneens van bittere relaties tussen ouders en kinderen, moeders met hun dochter, vaders met hun zoon.
Bij het zevende gebod is sprake van grote variatie: openhartig of versluierend, open en bloot of zwijgen, beducht voor hypocrisie of al te grote eerlijkheid. Ik noem hier geen namen. Instemmende of tot tegenspraak oproepende verhalen worden verteld over huwelijkstrouw, soms tegen alle verleiding in, maar ook over samenwonen, echtscheiding, homoseksualiteit, vreemdgaan, onkuisheid, scheve schaatsen, (vroegere) pornoverslaving, onthouding c.q. celibaat (Simonis, Grün). Ook bij het tiende gebod komen deze dingen soms ter sprake.
Het boek wordt aangekondigd als „de meest gerenommeerde interviewserie sinds Bibeb in Vrij Nederland.” Objectief gezien is dit juist. Visser is een kundig interviewer en zet de ‘levensverhalen’ boeiend neer. Maar in het geheel van de serie komen geen mensen voor die, zoals de Heidelbergse Catechismus stelt, verlangen naar al de geboden te leven in de vreze des Heeren en intussen moeten belijden dat de allerheiligsten maar „een klein beginsel” van gehoorzaamheid kennen (antwoord 114). En dan heb ik de vierde functie van de wet, de usus politicus ofwel het politieke gebruik van de wet, nog niet genoemd. Die is vandaag ook vrijwel geheel achter de politieke horizon verdwenen.
Arjan Visser
Arjan Visser (Werkendam, 1961) is een Nederlands journalist en schrijver. In 1991 won hij de Gorcumse literatuurprijs met het korte verhaal ”Vlammen”; vanaf dat jaar vestigde hij zijn naam als journalist en interviewer, achtereenvolgens bij Libelle, Nieuwe Revu en dagblad Trouw.
Hij is voornamelijk bekend vanwege zijn lange interviewreeks ”De tien geboden”. Het eerste hiervan verscheen in 1997 in Nieuwe Revu. Deze interviews zijn gebundeld in een tot nu toe zesdelige reeks. De eerste bundeling heet ”Over smalle wegen”, de overige heten alle ”De tien geboden”.
Visser schreef drie romans: ”De laatste dagen” (2003), ”Hemelval” (2006) en ”Paganinipark” (2009). Voor ”De laatste dagen” ontving hij in 2003 de Geertjan Lubberhuizenprijs en in 2004 de Anton Wachterprijs. De roman werd in 2003 genomineerd voor de AKO-literatuurprijs en de Academica Debutantenprijs.
De Tien geboden. Gesprekken over religie en spiritualiteit, Arjan Visser; uitg. Paradigma, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 499 6035 3; 176 blz.; € 16,95.