Dr. Van Veluw schrijft boek over worsteling om het kwaad
IJSSELMUIDEN – Eeuwen is ermee geworsteld: waar komt het kwaad vandaan? Wat is de rol van de duivel en hoe valt het lijden te rijmen met een almachtig God? Dr. A. H. van Veluw zet alle argumenten die in de geschiedenis zijn gegeven op een rij. „Het kwaad komt door de mens zelf, maar God geeft in Christus een tweede kans.”
Dr. Van Veluw, predikant van de hervormde gemeente in IJsselmuiden, heeft het zich niet gemakkelijk gemaakt met zijn lijvige boek ”Waar komt het kwaad vandaan? Over God, schepping, evolutie en de oorsprong van het kwaad” (uitg. Groen, Heerenveen), dat morgen in IJsselmuiden wordt gepresenteerd. Als systematisch theoloog analyseerde hij werken van theologen en filosofen in heden en verleden over de oorsprong van het kwaad, vragen rond de eerste hoofdstukken van Genesis, evolutionisme en creationisme, de zondeval, de duivel en de leer van de vrije wil van de mens.
Onder kwaad verstaat dr. Van Veluw moreel kwaad (vanwege eigen schuld) of natuurlijk kwaad (aardbevingen, ziekten, natuurrampen). Hij legt de nadruk op het feit dat het kwaad het gevolg is van de vrije wil van de mens, in de zin van een creatuurlijke vrijheid die ook na de zonde ten dele is gebleven. „God heeft de mens zo geschapen dat hij kón vallen. Hij had een wereld van alleen bloemen kunnen scheppen, maar Hij schiep een mens die Hem kon prijzen óf misprijzen. Het paradijsverhaal laat zien dat er geen muur rondom de boom der kennis van goed en kwaad stond. De formele keuzevrijheid is door de zondeval niet verloren gegaan. God stuurt de mensen niet alleen uit het paradijs voor straf, maar geeft hen ook een tweede kans om door vallen en opstaan, in verbondenheid met Christus, het heil te hervinden.”
De oplossing die dr. Van Veluw voorstaat, is dat de schepping van oorsprong goed is en de mens volmaakt geschapen is. Hij verwerpt daarmee de in modern-theologische kringen gangbare gedachte dat de schepping onaf zou zijn en een „rest-chaos” in zich bergt. „Dat betekent een dualisme waardoor het kwaad in de schepping tot een zelfstandige macht wordt. Evolutionistische visies gaan er ook vanuit dat de schepping steeds beter wordt.”
Toch is het volgens u mogelijk om schepping met evolutie te verbinden.
„De gegevens uit het fossielenarchief zijn zodanig dat duidelijk is dat dieren al pijn leden en aan ziektes doodgingen voordat de mens ten tonele verscheen. De paleontologische gegevens sluiten echter niet uit dat God de soorten heeft geschapen en dat er op zijn minst een ”special creation” van de mens is geweest. Dat is wat anders dan het evolutionisme leert, dat de mens uit de dieren voortgekomen is en dat het kwaad hooguit zoiets is als ‘de gorilla in ons’. Dan ligt het kwaad in de natuur opgesloten, wat absurd en immoreel is. God heeft de mens goed geschapen, maar het kwaad is erbíj gekomen.”
Paleontologische en geologische gegevens strijden volgens dr. Van Veluw niet tegen de aanname van het historische feit van de zondeval. „Er is een breuk in de schepping gekomen. Als er geen zondeval is, staat ook de verlossing in Jezus Christus op losse schroeven, ja gaat alles vallen en schuiven.”
De discussie over al dan niet zes scheppingsdagen vindt de predikant „een minder groot probleem. Dat heb ik destijds opgemerkt naar aanleiding van de discussies rond Knevel en Van den Brink over het boek Genesis. De schepping in zes dagen is niet het geloof waarmee de kerk staat of valt, wél de vraag of het kwaad van meetaf aan in de schepping opgesloten is. Cruciaal is voor mij dat God almachtig en volmaakt goed is. Als God niet almachtig was, is het de vraag of het kwaad uiteindelijk wel overwonnen kan worden.”
Daarom is de notie van erfzonde ook wezenlijk, aldus dr. Van Veluw. „Zij verklaart het feit dat we dingen doen die we eigenlijk niet willen doen maar toch doen. Erfzonde is niet dat wij niet anders kónden doen. Nee, we kunnen wel, maar willen en doen het niet. De mens is vrij om het kwaad niet te kiezen, maar kan het toch niet laten. Dat is de paradox van de erfzondeleer.”
Dr. Van Veluw benadrukt dat het kwaad niet zo verklaard kan worden dat het „ergens goed voor is”. „De geschiedenis van Jozef in Egypte leert ons dat God uit het kwade toch iets goeds kan voortbrengen. Maar daarmee keurt God het kwaad niet goed. Het is met een vloerkleed dat er aan de bovenkant prachtig uitziet maar aan de onderkant rafels heeft. De rafels, daarvoor zijn wij verantwoordelijk.”
Het gebeurt regelmatig dat mensen van zichzelf zeggen dat zij door het kwaad en lijden anders zijn gaan leven en dichter bij God zijn gebracht. „Maar dat kun je achteraf zeggen en alleen van jezelf persoonlijk, nooit van een ander. God straft zeker, maar dan geeft Hij er in de Bijbel altijd een toelichting bij waarom Hij dat doet. Als dat laatste niet het geval is, mag je nooit zeggen dat iets een straf van God is.”
In Zondag 10 van de Heidelbergse Catechismus wordt gezegd dat alle dingen van Gods „vaderlijke” hand ons toekomen. Dr. Van Veluw: „Er wordt hiervan vaak een karikatuur gemaakt. De catechismus wil het kwaad niet rechtvaardigen of thematiseren, maar de troost laten zien dat de mens niet onderworpen is aan het noodlot of aan willekeurige machten. De kern van het geloof is dat je je temidden van het lijden gedragen weet door God en dat al de machten van de wereld je niet kunnen scheiden van de liefde van God in Christus.”
Van Veluw, die volgend voorjaar voorzitter van de Confessionele Vereniging in de Protestantse Kerk in Nederland wordt, vindt het wezenlijk dat vanuit christelijke kring een duidelijk antwoord op de vragen rond het kwaad gegeven wordt. „Als je atheïst bent en je gelooft in de evolutie, dan heb je geen loket voor je vragen. We moeten de vragen over het kwaad niet overlaten aan atheïsten maar zelf duidelijke modellen ontwerpen. Als we dat niet doen of als we verkeerde antwoorden geven, zijn de brokken des te groter.”