Maniak van het waarom
De roman ”Nemesis” van de Amerikaanse schrijver Philip Roth vertelt het aangrijpende verhaal van een jonge, veelbelovende man die „door zijn tijd vermalen” werd. Het verhaal speelt zich af in 1944 in Amerika en brengt de huiveringwekkende sfeer van een polio-epidemie in beeld.
Bij polio draaide het in kerkelijke kringen in Nederland vaak om de vraag: wel of niet vaccineren? In 1944 speelde die vraag nog niet, want er was eenvoudigweg geen vaccin. Men wist weinig over de ziekte, hoewel duidelijk was dat strenge hygiëne besmetting zou kunnen tegengaan.
Maar in het Amerikaanse Newark, nabij New York, lijkt er geen kruid tegen gewassen. Bucky Cantor, de hoofdpersoon in ”Nemesis”, is sportleraar aan de Chancellor Avenue School. Gedurende de zomermaanden is hij dagelijks met jongeren in de weer om hun sportief vertier te bieden en hun spel in goede banen te leiden. Hij is een perfect rolmodel voor de jongeren, met zijn atletische gestalte en zijn sportieve inslag.
Cantor is 23 jaar jong. Zijn leeftijdsgenoten zijn bijna allemaal naar Europa vertrokken: in het Amerikaanse leger vechten ze tegen Hitler. Cantor is tot zijn spijt afgekeurd voor het leger, want hij heeft slechte ogen. Niettemin vervult hij in zijn vaderland een nuttige functie. Totdat er polio uitbreekt. Jongens die hij onder zijn hoede heeft, raken besmet, sommigen sterven.
Een kernwaarde uit de opvoeding van Bucky Cantor luidde: moeilijkheden behoor je dapper tegemoet te treden. Maar wat te doen in deze situatie, met zo’n onzichtbare en meedogenloze vijand? Cantors vriendin, die met een groep jongeren in het bergachtige Indian Hill een zomerkamp leidt, vraagt hem dringend daarheen te komen. Natuurlijk kan dat niet, zegt Cantor. Zijn plaats is in Newark, juist nu het zo moeilijk is. Hij behoort op zijn post te blijven.
Toch geeft hij op een onbewaakt moment toe aan haar wens. Hij vertrekt naar de bergen, ver van het door ziekte besmette Newark. Deze beslissing is cruciaal: later zal hij dit beschouwen als zijn eigen ”nemesis”, zijn ondergang. Eenmaal aangekomen in Indian Hill voelt hij zich bevrijd – hoewel ook schuldig. Totdat de ziekte in Indian Hill opduikt. Ook Cantor blijkt besmet.
Langdurig ligt hij in het ziekenhuis aan de ijzeren long. Hij revalideert, komt er redelijk bovenop. Maar zijn leven is geruïneerd nu hij gehandicapt door het leven moet gaan. Hij verbreekt de relatie met zijn vriendin: hij vindt dat hij het haar niet kan aandoen een leven te leiden met iemand die aangetast is door polio. Cantor is diep verbitterd en voelt zich schuldig: hijzelf zou voor de besmetting in Indian Hill hebben gezorgd, meent hij.
Cantor is Jood. Hij is geen nauwgezet gelovige, maar het Joodse geloof is wel de vanzelfsprekende achtergrond van zijn bestaan. Als hij ziet hoe de polio slachtoffer na slachtoffer maakt, raakt hij in de knoop. Waarom zou God, Die in de synagoge lof wordt toegezongen, kinderen ziek maken met polio? Cantor raakt verbitterd en spreekt dat ook uit.
Zijn vriendin vindt het te simpel om zo te denken. Want God is God, ook als wij Hem niet begrijpen. Maar Cantor kan daar niets mee beginnen. Hij ervaart God als een wrede macht. Hoewel hij in Hem blijft geloven, is zijn godsbeeld uiterst negatief. Cantor krijgt de typische trekken van een opstandige, die met de vuist omhoog staat en God ter verantwoording roept.
Philip Roth serveert dit verhaal niet rechttoe rechtaan. Op het eerste gezicht lijkt dat wel zo. Als je het boek leest als een verhaal over polio en de emotionele pijn die deze ziekte oproept, is het al zeer aangrijpend. Want Roth maakt het verdriet tastbaar, juist omdat hij er vrij zakelijk over schrijft. Ook als je van mening bent dat er vanuit Bijbels oogpunt wel wat meer te zeggen valt over God en het lijden, kan het verhaal als zodanig je diep raken.
Maar de roman wordt des te interessanter als je ontdekt dat het vertelperspectief complex is. Het verhaal van Cantor lijkt te worden verteld door een alwetende, anonieme verteller: de auteur, zou je denken. Maar tegen het einde van het boek blijkt dat de verteller een jongen is die zelf in 1944 getroffen werd door de polio-epidemie: Arnie Mesnikoff. Hij deed mee met de spelactiviteiten onder leiding van Cantor, totdat hij door de ziekte werd geveld.
In het slothoofdstuk van de roman neemt hij het woord en vertelt in de ik-vorm over zijn ontmoetingen met Cantor, decennia ná de polio-uitbraak in 1944. Hij geeft dan ook zijn visie op de worsteling van Cantor, die hij een ”maniak van het waarom” noemt. Naïef lezend denk je door dit slothoofdstuk Cantor steeds beter te begrijpen. Maar het is twijfelachtig of die conclusie wel juist is. Want dit laatste hoofdstuk bevat nadrukkelijk Mesnikoffs kijk op Cantor en de polio-epidemie.
Bij nader inzien ligt hier de eigenlijke clou van de roman, in de tegenstelling tussen Cantor en Mesnikoff, tussen enerzijds het idee dat polio blinde speling van het noodlot is, waartegen het zinloos is te protesteren, en anderzijds de gedachte dat polio onacceptabel is en slechts met een luid ”waarom” kan worden beantwoord.
Arnie Mesnikoff meent dat Cantor te graag de dingen stevig in de hand hield. Hij kon niet goed omgaan met wat zijn krachten te boven ging. Bovendien dacht hij in termen van schuld, en dat is erg dom – vindt Mesnikoff. Cantor geeft niet alleen God de schuld, hij verwijt ook zichzelf dat hij de poliobesmetting van Newark naar Indian Hill overbracht.
Tegen deze achtergrond zegt Mesnikoff: je moet accepteren dat het een tragedie was. Verantwoordelijken bestaan niet, en er is ook geen schuld. Polio is een macabere speling van het lot, verder niks – aldus Mesnikoff. Maar Cantor kan zo niet denken. Hij is inderdaad de ”maniak van het waarom”. Hoe verwrongen zijn godsbeeld ook is, hij heeft een sterk besef van de waardigheid van het menselijk bestaan. Dood en verderf zijn niet normaal, maar vormen een schelle dissonant in het menselijk bestaan.
Deze verschillende interpretaties van het menselijk lijden vormen de eigenlijke dialectiek van de roman. De vertelling zuigt je mee naar een ‘tragische’ kijk op polio: het is slechts het lot, leg je erbij neer, het heeft geen diepere betekenis. Maar Cantor wil dat niet: hij blijft de waaromvraag stellen. Precies dat vormt zijn ondergang, zijn persoonlijke nemesis.
Dit alles ademt een Griekse geest, in de lijn van het denken van de grote tragediedichters uit de oudheid: Euripides, Sofokles en Aeschylos. De titel van de roman verwijst ernaar. Hoewel Arnie het is die het woord ”tragedie” bezigt, is Cantor de eigenlijke tragische held van deze roman. Bovendien staat het waarom van Cantor, hoezeer ook getekend door verdraaiing van oudtestamentische getuigenissen over Gods rechtvaardigheid, minder ver af van Job dan het oppervlakkige ‘tragische’ levensbesef van Mesnikoff.
Philip Roth
Philip Roth (Newark, New Jersey, 19 maart 1933) is een Amerikaanse auteur. Hij werd geboren als kind van Joods-Amerikaanse ouders van de tweede generatie. Roth doceerde literatuurwetenschappen aan diverse Amerikaanse universiteiten. Sinds 1992 legde hij zich geheel toe op het schrijven. Philip Roth schrijft veelal over de Joodse identiteit en de politieke cultuur in de Verenigde Staten. Een aantal van zijn romans biedt een krachtig tijdsbeeld, zoals ”Amerikaanse pastorale” (de Vietnamoorlog), ”Ik was getrouwd met een communist” (het tijdperk Carter) en ”De menselijke smet” (de schandalen rond Bill Clinton). Roth werd in de jaren zestig bekend vanwege de expliciete wijze waarop hij seksualiteit ter sprake bracht. Ook voor zijn recente werk geldt dit, hoewel dit element in zijn laatste, hiernaast besproken roman, vrijwel afwezig is.