De strijd om veilig wonen in Zuid-Afrika
Huistoerisme noemen ze het in Johannesburg. Zaterdag en zondag zijn ’showdagen’. Dan staan huizen die te koop zijn aangeboden open voor het publiek, in de hoop dat er serieuze gegadigden bij zijn.
Maar in praktijk zijn er vooral horden ’toeristen’, die er een uitje van maken en de hele zaterdag of zondag een groot aantal huizen aflopen, gewoon uit nieuwsgierigheid. Makelaars weten dat en zijn de laatste tijd begonnen een entreeprijs te heffen om het meest in het oog lopende huistoerisme tegen de gaan.
De koopwoningen zijn makkelijk te vinden, want het Johannesburgse dagblad The Star komt met een extra dikke zaterdagbijlage, van soms wel 300 bladzijden, waarin makelaars hun huizen aanprijzen, compleet met foto’s en wervende beschrijvingen. Daarbij wordt een slim makelaarsjargon gehanteerd: enerzijds worden de voordelen van een huis overdreven, anderzijds de nadelen eufemistisch omgezet in voordelen.
„Renovator’s dream” betekent bijvoorbeeld dat de doe-het-zelver nog wel even vooruit kan. Het is makelaarsproza voor: het staat nog net niet op instorten maar je moet er snel bij zijn.
„Kijk niet naar de buitenkant. Van binnen is het een sprookje”, is er ook zo een. Of: „Oké, het ligt aan de grote weg, maar in de tuin erachter zingen de vogels.”
Makelaars zijn in Zuid-Afrika in de eerste plaats verkopers. Maar ja, dat is ook inderdaad de bedoeling van het huistoerisme: zoveel mogelijk huizen zo duur mogelijk te verkopen.
Als je niet behoort tot de groep miljoenen (meest zwarte) Zuid-Afrikanen, die nog steeds in een krot of gewoon in de buitenlucht wonen, dan behoor je tot het deel van de mensheid dat het mooiste en het beste kan wonen. Want Zuid-Afrika heeft de ruimte. En de bouw is vrij goedkoop, ook al omdat je geen rekening hoeft te houden met extreme weersomstandigheden.
Een bungalow in Johannesburg op een eigen stuk grond van 1000 vierkante meter, met een zitkamer en ’tv-kamer’, een grote keuken, drie slaapkamers en twee badkamers (standaard), een terras compleet met barbecue (’braai’) plus een zwembad in de tuin alsook een overdekte garage, kost je tegenwoordig tussen 400.000 en 450.000 rand, omgerekend ongeveer 55.000 euro.
Maar omrekenen in euro’s is niet eerlijk, want als je in Europa maandelijks pakweg 3000 euro verdient, verdien je hier zo’n 6000 rand en dus niet 24.000 rand (wat gelijk is aan 3000 euro).
Er zijn twee grote nadelen bij de aankoop van een huis in Zuid-Afrika: de hypotheekrente is hoog (op dit moment 15 procent) en deze is niet aftrekbaar van de belastingen zoals (nog wel) het geval is in Nederland. Maar als je daar geen moeite mee hebt, kun je hier wonen zoals, blijkens een recente peiling, 90 procent van de Nederlanders zou willen wonen: met een voordeur binnen loopafstand van de supermarkt en een achterdeur die toegang geeft tot de Veluwe.
Goed, de Veluwe is in Zuid-Afrika ver te zoeken, maar je woont er over het algemeen in een huis waarvan de tuin een stukje vrije natuur is. En een zwembad is echt geen luxe meer, want je kunt acht maanden per jaar zwemmen en als je het bad door een stelsel van zonnewarmte-energie laat verwarmen, kun je er twaalf maanden in liggen.
Zuid-Afrikanen zijn over het algemeen geen honkvaste mensen. Ze verhuizen graag en vaak, en vinden het veelal na een jaartje in één huis wel welletjes.
Tegenwoordig zijn met name de Johannesburgers op zoek naar veiligheid. Een vrijstaand huis (zoals de meeste woningen hier) moet van allerlei veiligheidsinstallaties en hekken zijn voorzien, wil het kans maken verkocht te worden. Vanaf de straat zijn de huizen nauwelijks meer te zien want ze zijn afgeschermd door hoge muren. Boven op die muur is schrikdraad gemaakt dat tegelijkertijd dienst doet als alarm. Raak je het aan, dan krijg je een (lichte) schok en loeit er een sirene.
Bovendien zijn de meeste woningen direct verbonden met de centrale van een bewakingsdienst, waar mét de sirene thuis ook een alarm afgaat. Bewakers haasten zich vervolgens naar het huis, gewapend met heuse geweren en pistolen en soms ook met peperspray en stun-granaten.
De trend tegenwoordig is om een huis te kopen binnen een afgebakend gebied. Aannemers hebben de laatste jaren honderden van dergelijke ’clusters’ gebouwd. Ikzelf woon in een cluster van 22 huizen. Het geheel is omringd door een hoge muur compleet met alarm- en schrikdraad. Er is maar één ingang en die wordt dag en nacht bewaakt, zodat iemand die er niets te maken heeft, niet binnen kan komen.
Elk afzonderlijk huis is ook nog eens omringd door een hoge muur en voorzien van een eigen alarminstallatie. Het gevoel van veiligheid is dan ook overweldigend. Je doet de deur achter je dicht en gaat een weekeindje weg, zonder zorgen.
Veel clusters staan bovendien in een wijk waarvan de meeste straten met hekken zijn afgezet en waar slechts op een of twee plaatsen een toegangshek compleet met bewaking is aangebracht. Dat draagt er eveneens toe bij dat ongewenste personen niet makkelijk binnendringen. Volgens de jongste telling zijn in het uitgestrekte Johannesburg 600 van dergelijke toegangshekken.
Maar helaas voor de inwoners: de gemeenteraad heeft zojuist verklaard dat ten minste 400 toegangshekken onwettig zijn opgericht, want de bewoners hebben de gemeente niet om toestemming gevraagd. Als die toestemming niet binnen drie maanden wordt aangevraagd, stuurt de gemeente bulldozers om de hekken zonder pardon plat te rijden en te verwijderen.
De gemeente heeft tegen sommige afzettingen grote bezwaren. Eén van de rijkste buurten van Johannesburg bijvoorbeeld, Sandhurst, heeft zichzelf op zo’n ondoordringbare wijze van de buitenwereld afgesloten, dat er op de weinig overgebleven vrije wegen elke dag ernstige verkeersopstoppingen zijn, terwijl dat in feite niet nodig is.
Ook in de wijk Kensington zijn er om die reden opstoppingen. De gemeente is er echter niet erg happig op deze wijk aan te pakken, want ook burgemeester Amos Masondo woont er, goed beschermd en aan een afgesloten straat.