Bestuurder moet integer zijn
Een etentje met een raadsheer leidt in het proces-Wilders tot wraking. Handelt deze raadsheer wel integer? De onkreukbaarheid van rechtspraak en openbaar bestuur is een oud thema. Al in vroege tijden zijn stadhuizen getooid met prachtige spreuken. Ze prenten de bestuurders en rechtscolleges in: wees bekwaam, laat je niet omkopen. „Zoo zwicht geen man van Staet voor gaven, noch gerucht”, schreef Vondel bij een schilderij van Ferdinand Bol (1616-1680) in de burgemeesterskamer van Amsterdam.
Dat was het hoge ideaal. De praktijk stond er ver vanaf, laat prof. dr. Hans van de Heuvel zien. Hij verhaalt van corruptie, fraude en vriendjespolitiek in de Republiek. „Wat wij vandaag de dag onder overheidscorruptie verstaan, was in andere tijden soms gangbaar en toegestaan of behoorde tot de dagelijkse bestuurspraktijk. Zo zal de tegenwoordige vice-president van de Raad van State het niet in zijn hoofd halen wat voor zijn toenmalige evenknie Johan van Oldenbarnevelt (1547-1619) heel normaal was, namelijk naast zijn salaris financiële douceurtjes van derden aan te nemen, „mits het maar geen regelrechte omkoperij betrof”.”
In de loop van de tijd komt er een scherper onderscheid tussen het publieke en het private belang. Tegenwoordig wordt het als misverstand beschouwd als sommige bestuurders hun ambt als een persoonlijk bezit zien. Desondanks zijn ook nu nog excessen de wereld niet uit, ook niet in ons land, aldus Van de Heuvel. In de twintigste eeuw spant de Lockheedaffaire, met prins Bernhard in de hoofdrol, de kroon.
Moraal van de macht. Historisch portret van de integriteit van de staat, Hans van den Heuvel; uitg. Walburg Pers, Zutphen, 2010; ISBN 978 90 5730 692 1; 128 blz.; € 19,95.