Getrouw
Ezechiël 34:31
„Gij nu, o Mijn schapen, schapen Mijner weide, gij zijt mensen; maar Ik ben uw God.” De staat van Gods kinderen is gegrond op al de werkingen van Gods Geest in en aan hun hart. Die Geest is in hen het onderpand van hun zaligheid en verzegelt hen tot de dag van de verlossing. Die Geest getuigt met hun geest dat zij kinderen van God zijn. De genadegiften en de roeping van God zijn onberouwelijk. De Geest blijft eeuwig in hen. De olie in hun vaten en in hun lampen kan nooit uitgeblust worden.
De vastheid van hun staat is in de getrouwheid van een drie-enig God. God is getrouw, Die het beloofd heeft, Die het ook doen zal. Hij is God, Die niet liegen kan. Dat u zo blijft hangen in uzelf, komt daarvan dat u zo vreesachtig en droevig bent als u die gevoelige bewerking van Gods Geest aan uw hart niet zo gewaarwordt. U zou de moed wel opgeven. Het is de weg van God om u niet altijd gevoelige genade te doen genieten. Hij wil u door het geloof leiden.
O, al gaat het nog zo duister, maak staat op Gods getrouwheid, op Zijn verbond en beloften. U hebt immers te doen met een onveranderlijk God. Een kind van God, zo hij op zijn rechte plaats is, is daarvan overtuigd.
Ds. Bernardus Smijtegelt, (Twaalf uitmuntende practicale leerredenen over verschillende plaatsen des Ouden Testaments)