Politiek

Ruwe politiek: wen er maar aan

Nee, gemept wordt er nog altijd niet. Roemer en Wilders gaan niet met elkaar op de vuist. Maar de zeden aan het Binnenhof verwilderen wel. Tenminste? „In de 19e eeuw was het ook wat, hoor. Eén Kamerlid wilde met een politieke tegenstander naar de duinen. Om hun conflict door een duel uit te vechten.”

12 November 2010 22:05Gewijzigd op 14 November 2020 12:31
PVV-leider Wilders. Foto ANP
PVV-leider Wilders. Foto ANP

Dinsdag 2 november 2010. Na een spannende, hoofdelijke stemming verwerpt de Tweede Kamer de motie-Voordewind, die het kabinet vraagt Iraakse asielzoekers voorlopig niet terug te zenden naar hun vaderland. De PVV-fractie, zichtbaar in een overwinningsroes, joelt en roffelt op de bankjes. „Volstrekt ongepast”, reageren CU-leider Rouvoet en D66-voorman Pechtold geërgerd. Pret maken, nota bene op het moment dat kwetsbare vluchtelingen teruggestuurd worden naar een levensgevaarlijk gebied. Schande!

Wie voorbeelden zoekt van vergroving van de landspolitiek, rijgt moeiteloos het ene voorval aan het andere. Overbekend is het „knettergek” dat PVV-leider Wilders oud-Integratieminister Vogelaar naar het hoofd wierp. Oud-SP-leider Marijnissen vond het nodig de vroegere PvdA-bewindsman Koenders als een „flapdrol” te betitelen. En PVV-Kamerlid Graus noemde CDA-Kamerlid Ormel een alzheimerpatiënt.

Kortom, het taalgebruik in het parlement verruwt. En dat niet alleen door de introductie van scheldwoorden. Verruwing blijkt ook uit het veelvuldig gebruik van hyperbolen en overtreffende trappen. Kamerleden die een probleem ooit gewoon „zat” waren, zijn diezelfde kwestie nu „spuugzat” of „kotszat.” De moord op filmmaker Theo van Gogh wás natuurlijk vreselijk, maar de reactie van VVD-leider Zalm daarop („Het is oorlog”), past in een trend van een steeds opgefokter taalgebruik.

Het beginpunt van taalvergroving ligt vaak bij de meer populistische partijen. Maar algauw nemen ook gevestigde stromingen de hoge toon in het politieke debat over. Zo sprak ook premier Balkenende op zeker moment onbekommerd over „Marokkaanse straatterreur.”

Belangrijker nog dan de woorden zelf, is de houding die achter deze taal schuilt. Aanvallen en verwijten krijgen aan het Binnenhof een steeds persoonlijker, steeds venijniger karakter. „Goed gedaan, Job. Je hebt een gewéldig strategisch talent. We zullen in Den Haag nog véél van jou horen”, sneerde Wilders in het debat over de regeringsverklaring, refererend aan de algemeen bestaande indruk dat Cohen in de formatie domme fouten maakte. Ook zijn lancering van de term ”kopvoddentaks” was bewust als denigrerend bedoeld, zij het in dit geval naar een hele bevolkingsgroep.

Dat ook dit, het onbekommerd op de man spelen, zich niet beperkt tot de populistische partijen, bewijst de onthulling die PvdA-prominent Rehwinkel vorige week deed. In de verkiezingscampagne is hem door partijgenoten gevraagd VVD-leider Rutte te kritiseren vanwege diens vrijgezelle status, klapte hij vorige week uit de school.

Verruwing van de politiek kan trouwens plaatsvinden zonder dat er één lelijk woord valt. Zo viel het velen op dat de drie coalitieonderhandelaars Rutte, Verhagen en Wilders informateur Lubbers zonder scrupules aan de kant schoven en dat zij koningin Beatrix op zeker moment bot buiten spel zetten. „Nooit eerder vertoond”, oordeelden deskundigen.

Toch moeten we juist met dat soort uitspraken oppassen. Historici tonen met het grootste gemak aan dat politici ook in het verleden geen lieverdjes waren en dat de klacht over vergroving van de politieke zeden van alle tijden is. Op een nieuwscollege aan de Nijmeegse universiteit gaf historicus prof. dr. Remieg Aerts daarvan vorige week sprekende voorbeelden. „Het markante Kamerlid Van Dam van Isselt voelde zich in 1846 door een politieke tegenstander zozeer in zijn eer aangetast, dat hij met hem wilde duelleren in de duinen. De zaak kon door vrienden en bekenden maar ternauwernood worden geschikt.”

Doodsbedreiging

Dat een politicus dag en nacht beveiligd moest worden, kwam in die tijd nog niet voor. Doodsbedreigingen wel. Zo kreeg de liberale voorman Thorbecke eens een kort maar krachtig briefje: „Thorbecke, geen inkomstenbelasting of gij dood. Denk daarover!”

In de eerste helft van de 20e eeuw ging het er in het parlement evenmin altijd gezapig aan toe. „De communist Lou de Visser moest soms wegens ordeverstoring door de politie uit de Tweede Kamer gesleept worden.”

Aerts wijst verder op verkiezingsaffiches uit die tijd. Op een poster van de SDAP uit 1918 is een robuuste rode arbeider te zien die met een pikhouwel inhakt op de draak van het kapitalisme. „Als dat geen demonisering van de tegenstander is? Omgekeerd kwam het trouwens eveneens voor: affiches die een inktzwart beeld schetsten van het bolsjewistische gevaar dat Nederland bijna letterlijk in de afgrond dreef.”

Zijn ruige omgangsvormen van alle tijden, hetzelfde geldt voor het klagen daarover. Toen James Loudon halverwege de 19e eeuw terugblikte op zijn jaren als minister en zijn contacten met de Kamer, verbaasde hij zich over het „gebrek aan waardigheid en honoralibiteit.” „Men doet en verwijt elkaar dingen die in het dagelijksch leven, althans in fatsoenlijke kringen, niet toegelaten of verdragen zouden worden.”

Volgens Aerts is er daarom op dit punt weinig nieuws onder de zon. „Elke generatie zet door radicale nieuwkomers de conventies van de Tweede Kamer op scherp. Dan weer is het de SDAP, dan weer de CPN, de Boerenpartij, de SP of de LPF. Zij leveren een type volksvertegenwoordigers dat er behagen in schept te provoceren, te ontregelen en het establishment te tarten. Zo blijven zij herkenbaar voor hun achterban.”

De Nijmeegse historicus ziet overigens wel golfbewegingen in de tijd. „Ik noem dat perioden van warme en van koude politiek. In die warme perioden vindt er een intensivering van de politiek plaats en een re-ideologisering. De klacht over verruwing is in die tijdperken het sterkst.”

Aerts noemt als voorbeeld de late 19e en vroege 20e eeuw, wanneer allerlei groepen zich gaan emanciperen en charismatische leiders als Kuyper, Domela Nieuwenhuis en Troelstra op het toneel verschijnen. „Zij hanteren een scherpe groepsretoriek, gebruiken het parlement als tribune, en roepen de weerstand op van hen die de volksvertegenwoordiging altijd als een herensociëteit hebben gezien. Andere warme perioden zijn de jaren zestig en zeventig van de 20e eeuw, als Den Uyl, Van Agt en Wiegel het strijdperk betreden. En de periode na 2002, nadat Pim Fortuyn is vermoord.”

Elke warme periode heeft zijn eigen, specifieke kenmerken. „Momenteel leven we in een emotiecultuur en in een tijd van extreme zelfexpressie en zelfmanifestatie. Die ontwikkeling is al jarenlang gaande, maar tegenwoordig hebben we ook de middelen om onze emoties snel te uiten: weblogs en Twitter. Iedereen wil zijn eigen, hoogst persoonlijke verhaal kwijt. Dat klimaat tref je dus ook in de Kamer aan. Zoals Pim Fortuyn het uitdrukte: Ik zeg wat ik denk.”

Beschaving en retorica

Het is juist dát waar CU-leider Rouvoet moeite mee heeft. Rouvoet, van de lichting 1994, is samen met PvdA-collega Dijksma, het de langst meelopende Kamerlid. Hoewel hij de analyse van Aerts deelt dat er niets nieuws is onder de zon, blijft hij zich verzetten tegen verplatting van het politieke debat. „Ik hecht aan beschaving, aan een zekere vorm van retorica. Natuurlijk, een politicus moet de man in de straat begrijpen, de problemen kennen waarmee de gewone burger worstelt. Maar dat is iets anders dan dat je ook zelf de taal van de straat gaat spreken. Dat is nergens voor nodig, en ongewenst. Als minister voor Jeugd en Gezin heb ik altijd geprobeerd me begrijpelijk uit te drukken, zodat ook jongeren mij snapten, maar tegelijkertijd wel volwassen en beschaafd te blijven.”

De CU-voorman waardeert humor in de politiek. „Maar het moet geen platte lol worden, of leedvermaak dat anderen kleineert. Neem nu wat Rutte een keer deed tijdens de algemene beschouwingen met het vorige kabinet. Hij vond Balkenende veel te theoretisch en filosofisch en zei toen: „U lijkt wel de directeur van een wetenschappelijk bureau.” Zo’n vergelijking kan ik best waarderen. Maar Rutte ging over de schreef, toen hij vervolgens elke vraag aan Balkenende inleidde met: “Mevrouw de voorzitter, ik zou de directeur van het wetenschappelijk bureau willen vragen of…” Dan wordt het flauw, vervelend en denigrerend.”

Een vorm van verruwing waar Rouvoet zich eveneens aan stoort, is het lak hebben aan democratische regels en procedures. „Als je bij de koningin geweest bent, doe je daarover geen onthullingen. Dat hebben we met elkaar afgesproken, daar moet je je als parlementariër aan houden. Dan moet je niet gaan zeggen: „Wat is dat voor een domme regel? Zij is toch ook maar een gewone vrouw?” Nee, het is voor een volksvertegenwoordiger heel simpel: adeldom verplicht. Als je daar moeite mee hebt, had je een ander vak moeten kiezen.”

Een ander vak kiezen zal PVV-leider Wilders, een van de grootste verruwers van het politieke spel, voorlopig niet doen. Wie zijn ergernis uitspreekt over Wilders’ grofheden, krijgt standaard te horen: „Wen er maar aan.”

Eraan wennen. Veel anders zit er niet op, vreest wetenschapper Aerts. „Ik denk dat we in Nederland nog niet aan het einde van deze ontwikkeling zijn. Wat je in Amerika ziet: belastende, negatieve filmpjes verspreiden over je politieke tegenstander, dat gaan we hier vast ook krijgen. Let maar op.”


Zuid-Korea, da’s pas ruw

Waartoe is de politiek op aarde? Om strijdpunten van bevolkingsgroepen op een hoger niveau en in een beschaafde woordenstrijd uit te vechten. Politiek is de sublimatie van maatschappelijke strijd.

Zo luidt althans de theorie. In veel landen vindt men het echter nog altijd moeilijk dit in praktijk te brengen. Daar knokt men er in het parlement nog lustig op los. Zo raakte men in het parlement van Suriname in 2007 fors met elkaar slaags, ontstond er in de volksvertegenwoordiging van Oekraïne in april dit jaar een massale vechtpartij, en gingen mannelijke én vrouwelijke politici in Zuid-Korea nog zeer recent met elkaar op de vuist.

Vechtende politici kennen we in Nederland ook. Vaak zitten ze in de hoek van de rechtse partijen. LPF-Kamerlid Alblas gaf ooit een Paroolfotograaf een kaakslag, PVV-Kamerlid Brinkman verkocht de barman van Nieuwspoort een oplawaai en zijn collega Hernandez zou op het Haagse Plein een kopstoot hebben uitgedeeld. Het nieuwste incident is dat PVV-Kamerlid Lucassen zijn vroegere buren zou hebben geterroriseerd.

Mooi is het allemaal niet. Maar… al deze handtastelijkheden vonden buiten de vergaderzaal van de Kamer plaats. Binnen de vergaderzaal blijft het tot nu toe bij boze blikken en vileine woorden.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer