Confessioneel / De Waarheidsvriend
In het blad Confessioneel hekelt ds. W. L. Dekker het feit dat predikanten nog nauwelijks boeken lezen, gewone en theologische literatuur.
„Een voorwaarde om zelf de Bijbel te kunnen lezen is natuurlijk dat je überhaupt de kunst van het lezen machtig bent. Dat wisten de Reformatoren zelf ook heel goed. Daarom was de Reformatie niet alleen een puur leerstellige aangelegenheid, maar bracht het ook een omslag in het onderwijs met zich mee. Iedereen moet de Bijbel kunnen lezen, dus iedereen moet kunnen lezen. Deze radicale democratisering in het recht op onderwijs is een cultuuromslag die zijn weerga in de geschiedenis niet kent en die tot op heden doorwerkt.
Nu is de liefde voor het Woord van God een Bijbels gebod. De geboden (woorden) van God moeten we steeds in gedachten houden, onze kinderen inprenten, er steeds over spreken, ze dragen als een teken om onze hand, en als een band op ons voorhoofd (Deut. 6:6-8). Wie weleens aan de voet van de Klaagmuur heeft gestaan, weet hoe letterlijk de Joden dit gebod tot op de dag van vandaag nemen.
Je kunt je natuurlijk afvragen: waaróm eigenlijk als teken om onze hand, en als een band tussen onze ogen? Ik zou zeggen: zo kan het Woord van God je handelen bepalen, en zo blijft Gods Woord steeds in onze gedachten. Wat er verder aan indrukken door onze ogen binnenkomt: Gods Woord is al in onze gedachten, en gaat aan alle andere ervaringen vooraf.
Het is dus de bedoeling dat het lezen van het Woord van God iets met je denken en je handelen doet. Veel christenen lijken het in onze ervaringsgerichte cultuur te vergeten, maar zo word je ook een nieuw mens: door de vernieuwing van je geest en je denken. (…)
Nu ben ik alleen zo bang, dat wij het lezen hard aan het verleren zijn. Ik wil niet met de wolven in het bos meehuilen, maar lezen wij nog meer dan de ondertiteling op tv en de korte berichtjes op nu.nl? Natuurlijk, (bijna) iedereen kan lezen als een sensomotorische vaardigheid – dat weet ik ook wel. Maar begrijpen wij ook wat wij lezen (Hand. 8:30)? Hebben wij nog een idee waar het verhaal over gaat? Denken wij nog in verhalen?
Daarom baart het mij grote zorgen als collega-predikanten mij vertellen dat ze nauwelijks meer lezen. Geen gewone literatuur meer, en ook geen theologische literatuur. Hooguit nemen ze wat theologische fastfood tot zich. De smaak is goed, maar het kan niet verzadigen (Jes. 55:2). Als je jezelf het lezen überhaupt ontwent, zul je straks ook de Bijbel niet meer verstaan. Als wij over de kleine dingen al niet getrouw zijn, hoe zou God ons dan over de grote dingen stellen (Mat. 25:21,23)?”
De Waarheidsvriend
Evenals Maarten Luther is het zaak dat christenen zich verdiepen in de wetenschap en kennis hebben van de tijd waarin zij leven. Dat stelt ds. J. J. Verhaar in de slotaflevering van zijn serie in De Waarheidsvriend over Luther.
„Luther was geen studeerkamertheoloog. Ook geen christen met een boekje in een hoekje. Hij heeft midden in de tijd en in de wereld gestaan. Hij zag dat als roeping. Daarom moet een christen zijn tijd en zijn omgeving ook kennen. Mensen hebben de wetenschappen nodig, niet alleen om wereld en tijd en omgeving te kennen, maar ook om met die wetenschappen naar de Bijbel te gaan. Hoe je het ook keert of wendt, je zult in de eerste plaats de Bijbel moeten kunnen lezen. Daarom is voor Luther de grammatica van de taal het fundament van alle wetenschap. In de opvoeding en opleiding van kinderen behoort naar Luthers besef de Bijbel bij christenen een hoofdrol te spelen, en in verband daarmee het taalonderwijs. Alles wat verder volgt moet in relatie staan tot die Bijbel.
Luther heeft in de zestiende eeuw de grote gave ontvangen om alles wat er in de wereld voor handen was en gebeurde in verband te brengen met de Bijbel en met God. Wij kunnen wat dat betreft veel van hem leren, maar we staan in onze tijd natuurlijk wel met eenzelfde opdracht en in weer heel verschillende omstandigheden. Als je alleen al bedenkt welke vlucht de wetenschappen hebben genomen, dan weet je dat de opdracht anders en nog moeilijker is dan in Luthers tijd. Maar hij zou de mouwen opstropen.”