Silhouetten van sonnetten
In ”Sprekendbeeld”, de tweede bundel van Pieter C. Paardenkooper (1955), staan 55 gedichten, waarvan zo’n 60 procent oogt als sonnet. Deze gedichten vormen niet alleen een groot deel van de inhoud, ze geven ook een goede indruk van Paardenkoopers stijl.
De gedichten hebben op het eerste gezicht de vorm van een sonnet, maar klopt die indruk wel? Een sonnet heeft een heel eigen indeling in vier strofen van tweemaal vier en tweemaal drie regels. De eerste acht regels (het octaaf) zijn meestal gescheiden van de laatste zes (het sextet) door een sprong in de betekenis. Letterlijk wordt in het sextet een andere draai (volta) gegeven aan het thema. De volta tussen octaaf en sextet zet dus de betekenis van het gedicht op scherp. Verder zijn er strenge regels voor de plaatsing van klemtonen en de verdeling van rijmklanken om van een gedicht een echt sonnet te maken.
Dat Paardenkooper de traditionele rijmschema’s niet gebruikt, is niet zo bijzonder. Weinig moderne dichters houden zich, als ze zich al aan het sonnet wagen, aan een dergelijk schema. Het past ook goed binnen de stijl van de bundel, want bijna nergens in ”Sprekendbeeld” is eindrijm gebruikt. Bij Paardenkooper is rijm meer iets dat in kleine clusters binnen de lange zinnen aan een fragment een soms rap-achtig ritme geeft zonder dat dit de woordenstroom merkbaar doorbreekt.
Opvallender is het dat ook de ”volta” afwezig is, zodat eigenlijk alleen het aantal van veertien regels overblijft als silhouet van een sonnet. Ook dit past in de stijl van de bundel, want de gedichten zijn veelal opgezet als een doorlopende gedachtegang. Vaak bestaan ze zelfs uit één zin.
In die lange zinnen, die met veel enjambementen de verschillende strofen doorlopen, ontbreken de leestekens totaal, afgezien van hier en daar aanhalingstekens of een enkel vraagteken om de interpretatie van de verzen te sturen. De lezer wordt zo overspoeld met een reeks van gedachten, beelden en associaties, waarin hij zelf orde moet aanbrengen. Door het moeten ‘inlezen’ van komma’s en punten, is de lezer gedwongen na te denken over de betekenis van die woordenstroom. Hierdoor treden de vele verwijzingen naar de Bijbel en het geloof extra op de voorgrond.
Zijn Paardenkoopers gedichten nu wel of geen sonnetten? Ook die onbeslistheid is kenmerkend voor ”Sprekendbeeld”, want zelfs voor wie veel moeite doet, blijft de diepzinnige betekenis die de voortstromende gedichten lijken te hebben uiteindelijk wel heel moeilijk te vinden.
Sprekendbeeld, Pieter Christiaan Paardenkooper; uitg. UniBook, Puurs, 2010; 60 blz.; € 7,61.