NGK bezinnen zich op profiel predikant
HOUTEN – De Landelijke Vergadering van de Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) in vervolgzitting bijeen, sprak zaterdag uitvoerig over een rapport dat handelt over de gewenste toekomstige invulling van het predikantschap.
Het rapport ”Tussen gisteren en morgen, over kerk zijn vandaag” is vervaardigd door de Commissie Predikantsprofiel. De Landelijke Vergadering riep de commissie in 2007 in het leven geroepen en gaf het als opdracht mee zich te buigen over de „gewenste toekomstige invulling van het predikantschap.”
Het resultaat, een lijvig boekwerk met de titel ”Tussen gisteren en morgen, over kerk zijn vandaag”, telt 72 adviezen bestemd voor plaatselijke gemeenten en de Landelijke Vergadering. Een definitief besluit over het rapport neemt de Landelijke Vergadering op haar vergadering in maart 2011.
Commissielid Marieke Jellema presenteert het rapport aan de afgevaardigden. Volgens Jellema is het rapport geschreven in het besef dat de samenleving aan veranderingen onderhevig is. Die veranderingen legitimeren een bezinning op het predikantsprofiel, motiveert zij.
De commissie adviseert in haar rapport predikanten zich te richten op hun kerntaak: de bediening van het Woord en „het betekenis geven in het gemeenteleven en in het leven van individuele gemeenteleden.” Verder heeft de voorganger als taak de gemeente te stimuleren in het missionair bezig zijn.
Het rapport spreekt over de predikant als „een geroepene met een beroep.” Roeping doet echter geen afbreuk aan de professionele eisen en uitvoering van het werk, vindt de commissie. Een van de eisen die gesteld mag worden aan een predikant, is „hermeneutische competentie.” Een voorganger moet de Bijbel kunnen uitleggen en het actuele belang van het Woord duidelijk kunnen maken voor de luisteraars.
In het rapport wordt ook ingegaan op de positie van de kerkelijk werker. De commissie spreekt uit dat kerkelijke werkers geen ambt hoeven te bekleden omdat zij meer praktisch dan geestelijk bezig zijn. Wel stelt zij voor om de kerkelijk werker een belofte van trouw te laten afleggen in de gemeente.
De kerkelijk werker kan preekbevoegdheid krijgen in de gemeente waar hij werkzaam is. Ook mag hij voorgaan in trouwdiensten. Het bedienen van de sacramenten blijft voorbehouden aan de predikant. De kerkelijk werker die predikant wil worden, dient aanvullend geschoold te worden.
Het spreken over het ambt in het rapport is voor veel afgevaardigden niet grondig genoeg, blijkt uit reacties van afgevaardigden. Ds. J. van ‘t Hof (Leerdam) vindt dat in het rapport te snel wordt gesteld dat kerkelijke werkers geen ambtsdragers hoeven te zijn. Hij noemt het merkwaardig dat daartoe wordt besloten zonder een fundamentele bezinning over het ambt. De visie van de commissie op het predikantschap wordt weliswaar gepresenteerd als een vernieuwing, maar is vooral een terugkeer naar de traditie, vindt hij.
Ook ouderling J. Maris (Harderwijk) spreekt uit dat hij graag een principiële discussie over de ambtsvisie wil. „Waarom mag de bestaande ambtsvisie niet ter discussie worden gesteld.” Hij benadrukt verder het belang van het ambt aller gelovigen. Volgens de ouderling had de commissie daar in het rapport meer aandacht aan moeten geven.
‘s Middags, in een tweede bespreekronde over het predikantsprofiel, gaan verschillende commissieleden in op de vragen en opmerkingen van de afgevaardigden. Ds. D. Timmerman (Breukelen) erkent dat er in het rapport geen uitvoerig omschreven ambtvisie is terug te vinden. Er is wel stevig over nagedacht, zegt hij.
De predikant benadrukt verder dat het niet juist is om te stellen dat de gangbare ambtsvisie bron is van de problemen waar in de praktijk tegenaan wordt gelopen. Het toevoegen van competenties die zouden moeten gelden voor predikanten, zet de ambtsvisie ook niet onder druk, stelt hij. „We spreken hier over een accentverschuiving.”
Commissielid S. van der Heijden gaat in op de verschillen tussen kerkelijke werkers en predikanten. Volgens de commissie hebben beide groepen verschillende taken en is het daarom logisch dat ze een verschillende formele positie hebben.
De commissie staat overigens wel open voor discussie op dit punt, vervolgt Van der Heijden. Voor alles staat de werkgroep helderheid voor ogen. „Binnen de Protestantse Kerk in Nederland is sprake van wildgroei. Dat moeten we zien te voorkomen.”
De commissie stemt in met een voorstel dat voorziet in een maximalisering van het aantal preekbeurten voor een kerkelijk werker. Verder spreekt de commissie uit dat de sacramenten onder bepaalde voorwaarden (bijvoorbeeld in een missionaire context) wel bediend mogen worden door kerkelijke werkers.
Zaterdagmiddag bespreekt de Landelijke Vergadering het werk van de vertrouwens- en adviescommissie (VAC). De voorzitter van de VAC, B. Wattèl (Heemstede), meldt dat het werk van de commissie de afgelopen jaren fors is toegenomen. Hij stelt daarom voor om de bestaande driehoofdige commissie met drie personen uit te breiden. Dit voorstel wordt unaniem overgenomen door de vergadering.
De VAC komt verder met een voorstel om een centraal facilitair bureau op te richten dat de administratie van niet gemeentegebonden werkzaamheden van onder andere de kerkelijke werkers gaat regelen. Een aantal afgevaardigden reageert negatief op dit voorstel.
Volgens ouderling G. S. van der Bijl (Apeldoon) is de NGK te klein om een eigen kerkelijk bureau op te tuigen. Hij adviseert, evenals andere afgevaardigden, om samenwerking te zoeken met andere kerkgenootschappen die wel een eigen kerkelijk bureau hebben. Eventueel kan ook een extern administratief bureau het werk verzorgen, meent hij.
VAC-voorzitter Wattèl kan begrip opbrengen voor de reactie van de afgevaardigden. Hij voert echter een pleidooi voor een eigen bureau vanwege complexe juridische vraagstukken die samenhangen met de positie van een kerkelijk werker. Het definitieve besluit over een kerkelijk bureau wordt uitgesteld naar een volgende zitting van de Landelijke Vergadering.
Voor Wattèl is het zijn laatste optreden als lid van de VAC. Negen jaar lang was hij betrokken bij het werk van de commissie. Door zijn werk in de VAC is zijn kijk op de mensen in de kerk er niet positiever op geworden, zegt hij. „Ik ben intens dankbaar dat ik het geloof in God heb mogen behouden en zie uit naar toekomst waar dit werk niet meer nodig zal zijn.”
De toelichting van Wattèl op het werk van de VAC, wordt onderbroken door de binnenkomst van burgemeester C. H. J. Lamers van de burgerlijke gemeente Houten. Hij benoemt een totaal verraste Wattèl tot ridder in de orde van Oranje Nassau om zijn vele werkzaamheden voor kerk en samenleving.