Vaderland
Jesaja 57:1
„De rechtvaardige komt om, en er is niemand, die het ter harte neemt…”
Toen aan de koning Hizkia gezegd werd dat de koning van Babel al zijn schatten zou wegnemen en naar Babel zou voeren, zei Hizkia (2 Koningen 20:19): „Het woord des Heeren is goed. … Zou het niet, naardien vrede en waarheid in mijn dagen wezen zal?” Maar christenen, zou dat het gehele geluk zijn van de vromen? Men zou zeggen dat de goddelozen dit ook genieten. Die sterven ook vele malen op de helft van hun dagen voordat het kwaad er is.
Dat gaat de profeet nader verklaren. Hij zegt: „Hij zal ingaan in de vrede.” Dit ziet dan op de sterfdag van de godzalige. Zolang Gods kinderen leven, zijn ze in een dubbele gevangenis. Wat is de gehele wereld voor Gods kinderen meer dan een kerker, een vallei van tranen, vol strikken en boeien? Ja, wat is het lichaam anders dan een kerker voor de ziel? Ze zeggen met Paulus: „Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?”
Het is als in een gelijkenis, ontleend aan iemand die een balling is in een vreemd land en naar zijn vaderland gaat. Zo gaan Gods kinderen uit hun vreemdelingschap naar hun vaderland en maagschap. Zij gaan naar die stad, waar zij onmiddellijk de gemeenschap van de zalige drie-enige God zullen genieten.
Henricus de Frein, predikant te Middelburg
(”Het zalig uiteinde der rechtvaardigen”, 1722)