„Kerk vergeet pastoraat na geweld”
Oorlogs- en geweldsslachtoffers. Een groep die volgens ds. J. van Wattum jarenlang door de kerk is weggemoffeld. De gereformeerde emeritus predikant -zelf gehandicapt door een bombardement- is medeoprichter van het Oecumenisch Pastoraat aan Oorlogs- & Geweldsgetroffenen (OPOG). Inmiddels nam hij afscheid als coördinator.
Bij de vijandelijke aanval in 1940 verloor Jelke van Wattum op 10-jarige leeftijd zijn moeder en zijn broer. Zijn linkerhand werd verpletterd. In plaats daarvan heeft hij nu een splithaak. Ondanks zijn zichtbare handicap beklom de predikant op latere leeftijd de kansel. „Daarvoor moet je wel jezelf overwinnen”, zegt hij. „Als oorlogsslachtoffer ben je gestempeld voor het leven. Mensen vinden je zielig. Of ze miskennen je gebrek. Dat is een ramp, hoor. Eens had ik hulp nodig van mensen met twee gouden handen. Maar toen ik erom vroeg, merkten ze onaangedaan op: „Er mankeert toch niks aan je handjes?” Dat stak wel, want dat is nu juist mijn probleem!”
Het OPOG, opgericht in 1980, stimuleert en adviseert kerken in het geven van pastorale aandacht aan oorlogs- en geweldsgetroffenen. „Veel mensen denken hierbij direct aan de Tweede Wereldoorlog”, zegt ds. Van Wattum. „Maar ook slachtoffers van straatgeweld en getraumatiseerde allochtonen die naar Nederland gevlucht zijn, rekenen we tot de doelgroep.”
De predikant weet uit onderzoek dat ongeveer 5 procent van de mensen die met geweld te maken kregen, daaraan een trauma overhoudt. „En het houdt nooit op. Nu keren er weer mensen terug uit de oorlog met Irak. Militairen bijvoorbeeld, maar ook mensen van de media en hulpverleners. Die mensen kunnen beschadigd zijn door hun ervaringen met oorlogsgeweld.”
Wat dat met je doet, weet ds. Van Wattum uit ervaring. „Ik loop iedere dag tegen dingen aan die ik niet kan. Door mijn handicap kosten sommige verrichtingen veel tijd en inspanning. En soms mislukt het.”
Naast lichamelijke kwetsuren kunnen geweldsgetroffenen geestelijk stuk zijn. „Sommigen zijn totaal veranderd en niet meer herkenbaar voor hun familie. Anderen wijten de ingrijpende gebeurtenissen aan zichzelf. Een pastor ontmoet mensen met een huizenhoog schuldgevoel.”
Ds. Van Wattum herinnert zich een ’kind van foute ouders’. Het kwam terecht in een groep nabestaanden van gefusilleerde familieleden en concentratiekampslachtoffers. „Dat kon die man niet verdragen. Zijn ouders waren ooit lid van de NSB en daar is hij zijn hele leven op aangekeken. Hij kon er niets aan doen, maar kreeg wel de klap mee.”
Verbolgen is de predikant over de tekortschietende aandacht van de kerken voor deze slachtoffers. „Dominees schrijven hun kerkblad vol over zieken en bejaarden. Ze zijn bij oma geweest. Prachtig, niets mis mee. Maar oma heeft soms nauwelijks een probleem, behalve dat ze oud is.”
Feit is, dat geweldsgetroffenen niet snel het achterste van hun tong laten zien. Maar dat is volgens ds. Van Wattum logisch, omdat de kerk zelden naar hen heeft omgekeken. Toen hijzelf eenmaal een lotgenoot trof, brak er een stortvloed van woorden los, die vijf uur duurde.
Uit de rechterflank van de gereformeerde gezindte krijgt OPOG volgens ds. Van Wattum geen respons. „Ik weet zeker dat men daar net zo goed verlegen zit om pastorale zorg op dit vlak. Misschien schrikt het woord ”oecumenisch” af. Hoewel dat slechts betekent dat we alle kerken voorlichten en hen willen stimuleren iets te doen.”
De Oud-Beijerlandse predikant is van mening dat de omgang met het begrip schuld een stempel kan zetten op de schuldbeleving van een oorlogsslachtoffer. „In een gesprek moet een pastor peilen of dit schuldgevoel terecht is. Mensen voelen zich soms verantwoordelijk voor daden die zijzelf niet hebben begaan. Ik denk bij schuld aan iemand die God en zijn naaste is voorbijgelopen. Maar ik moet iemand niet met een onterecht schuldgevoel voor het leven laten zitten. Het Evangelie kan een andere kant laten zien.”
Ds. Van Wattum komt veel bitterheid tegen. „Men zegt soms door God en mensen verlaten te zijn. Ook in christelijke kring zijn er die God nogal wat verwijten. Maar welk godsbeeld heeft men dan? Nee, God was erbij, maar de Duitsers hebben het gedaan. Daarmee is het niet opgelost, want waarom greep God niet in? De mens heeft zelf de macht om dingen te veranderen, met behulp van de Heilige Geest. God schiep geen robot.”
Pastoraat voor geweldsgetroffenen vraagt veel van een predikant. Ds. Van Wattum: „Je hebt te maken met zwaarbeschadigde mensen. En dat vereist van een pastor dat hij zijn vrome troostboek wel eens thuis laat. Mensen zijn zo beschadigd, dat ze die woorden niet kunnen oppakken. Ze moeten zelf gaan ontdekken dat God barmhartig is. Een pastor moet heel voorzichtig zijn en veel luisteren. Ik heb vrijwel nooit een Bijbel meegenomen, maar vervlocht, waar het te pas kwam, bijbelteksten in het gesprek. Dan is het bijbelgebruik geen verplicht moment meer.”
Ds. Van Wattum pleitte als woordvoerder van OPOG voor aandacht voor de bijzondere vorm van pastoraat bij kerkelijke hogeronderwijsinstellingen en maakte zich sterk voor wetenschappelijk onderwijs op dit terrein. De cursus ”Pastorale zorg aan geweldsgetroffenen” van stichting Icodo en de Katholieke Universiteit Tilburg is hiervan een uitvloeisel.
De noodzaak van een integrale aanpak van het pastoraat voor geweldsgetroffenen blijft ook na zijn terugtreding uit OPOG op zijn hart gebonden. Hij is hoopvol gestemd. „De laatste jaren heeft een kentering plaats. OPOG krijgt meer reacties binnen. Mijn afscheid is gebruikt om op de trom te slaan.”