Cultuur & boeken

Kille forten in drassig land

Fort bij Vechten, heette het met bomen gecamoufleerde verdedigingswerk. Tijdens de mobilisatie in 1939 overspoelden soldaten het fort. Níét om te Vechten, dat liever niet. Maar als het moest...

L. Vogelaar
2 November 2010 10:03Gewijzigd op 14 November 2020 12:21
Fort ’t Hemeltje bij Houten. Foto RD, Henk Visscher
Fort ’t Hemeltje bij Houten. Foto RD, Henk Visscher

De gemengde gevoelens van de opgetrommelde militairen worden treffend beschreven in een boek over de laatste jaren van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. Gemengd, vanwege het plezier én de verveling van het soldatenleven, de weemoedige gevoelens over het achtergelaten thuis en de onzekerheid over de toekomst.

De waterlinie was een 85 kilometer lange strook van zo’n negentig militaire inundatiepolders in Midden-Nederland, een netwerk van sluizen, dijken, sloten en meer dan veertig forten. In een paar dagen tijd kon een plas van 3 tot 5 kilometer breed worden gecreëerd, te diep voor soldaten te voet en te ondiep voor soldaten in een boot.

Freelancejournalist Leendert van der Valk selecteerde drie locaties in het waterliniegebied –Langs de Vecht, Kraag van Utrecht en Land van Altena– en geeft een boeiende beschrijving van het leven in de linie: vanuit het perspectief van een molenaar die soms niet meer malen mocht, van een fortwachtersgezin dat verzetslieden in het fort een schuilplaats bood, van een militair die het thuisfront nooit terugzag en van het dochtertje van een NSB-burgemeester die na de Bevrijding in een fort werd geïnterneerd.

De forten waren kil, klam en soms overbevolkt. De gemobiliseerde militairen probeerden hun verdedigingswerken te versterken. Met de plaatselijke bevolking ontstonden goede contacten, al zagen boeren ook met lede ogen toe hoe kostbare meters grond in beslag genomen werden door militaire bouwwerken.

Het uitbouwen van de linie tussen Muiden en de Biesbosch werd kort voor de oorlog door de regering geblokkeerd. Uit zuinigheid. Geharrewar over de functie van de waterlinie kostte opperbevelhebber Reynders zelfs zijn functie. Voor het eerst werd niet de waterlinie, maar de Grebbelinie het hoofdverdedigingswerk. Slechts op enkele plaatsen, zoals de Houtense Vlakte, werd de waterlinie verder versterkt. Overigens geloofde de legerleiding nog steeds dat inundatie effectief weerwerk bood.

Toen de vijand kwam, stormde hij niet alleen over land richting de linies, maar zette hij ook áchter de waterlinie voet aan Nederlandse grond. De parachutisten hadden de verdedigers in de rug kunnen aanvallen als ze op de plaats van landing niet zo stevig waren aangepakt.

Tijdens de oorlog hadden de forten een lugubere functie: er werden verzetslieden gefusilleerd. Na de Bevrijding dienden de verdedigingswerken als gevangenissen voor NSB’ers. De wantoestanden in de interneringskampen vormden een zwarte bladzijde in de naoorlogse geschiedenis. De forten raakten in onbruik, maar blijven intrigeren.

Onheilstij. De laatste jaren van de Nieuwe Hollandse Waterlinie, Leendert van der Valk;

uitg. Carrera, Amsterdam, 2010; ISBN 978 90 488 0754 3; 232 blz.; € 17,90.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer