Cultuur & boeken

„Nooit helemaal uitzichtloos”

„Aangrijpend.” Als er één woord vaak valt tijdens het gesprek over het nieuwste boek van Els Florijn, is het dat wel. Panelleden Kenna Schipper, Simone Aantjes en Jacolien Buitendijk hebben ”Het meisje dat verdween” met ontroering gelezen.

Jacomijn Hoekman
30 October 2010 00:04Gewijzigd op 14 November 2020 12:20
Panelleden. Foto RD
Panelleden. Foto RD

Het is niet de minimalistische stijl van schrijven die de meeste indruk heeft gemaakt op het drietal. Het is niet het vertelperspectief waarvoor de schrijfster gekozen heeft. Het zijn vooral de kale, trieste feiten die hen bij de keel grepen; de waargebeurde feiten die ook Florijn aangrepen en haar inspireerden tot het maken van deze verder fictieve roman.

Het Joodse echtpaar Stein
onderschat de ernst van hun
situatie als de Tweede Wereld­oorlog uitbreekt. Pas op het 
laatste moment besluiten ze samen met hun 12-jarige pleegdochter Lotte onder te duiken. Hun eigen kind, Ditte van 3, laten ze achter onder de hoede van de huishoudster. Zij wordt vrijwel meteen opgepakt en naar de gaskamers gestuurd.

Simone: „Ik heb me echt afgevraagd hoe ouders dat kunnen, je kind achterlaten.”

Kenna: „Ze wisten natuurlijk niet wat er zou kunnen gebeuren.”

Jacolien: „Pas achteraf kun je begrijpen hoe fout hun beslissing was.”

Kenna: „Florijn brengt de tragiek van de Holocaust zo ontzettend dichtbij. Dit verhaal kun je niet van een afstand bekijken. Het zit ’m in het feit dat ze alles vanuit kinderogen vertelt.”

Simone: „Het verhaal wordt verteld vanuit de gezichtspunten van Lotte en Ditte. Lotte mist haar zusje, dat ineens weg is. De kleine Ditte wordt overweldigd door haar eenzaamheid, haar verlatenheid, het feit dat ze beseft dat het haar niet helpt te huilen om haar familie.”

Kenna: „Ik las dat iemand kritiek had op Florijns „kinderboekentaal.” Ik vond die kindertaal juist heel sterk. Ook weet Florijn aan het eind van het boek goed de sfeer van de 50’er jaren op te roepen: Zwangerschappen moesten verborgen blijven. Ongesteldheid heet ‘maandstonden’. En Lotte heeft er als beginnende puber geen idee van dat haar bh niet over, maar onder haar hemd gedragen moest worden.”

Jacolien: „Hebben jullie wel eens eerder iets van Florijn gelezen?”

Simone: „Nooit.”

Jacolien: „Ik heb het gevoel dat ze in haar vorige boeken het literaire aspect belangrijker vond dan in dit boek. Nu wil ze in de eerste plaats een verhaal vertellen. Je kunt duidelijk merken dat het bedoeld is als monument voor het omgekomen meisje. Het is prachtig geschreven.”

Kenna: „Als het heel literair was geweest, zou het misschien ook afstandelijker zijn geworden. Ik vond het boek nu geweldig aangrijpend, van begin tot eind.”

Waren er ook zwakke punten?

Simone: „Op een gegeven moment duiken de drie Joden tegen betaling onder bij een boer, die niets om hen geeft. Dat stuk had wat mij betreft korter gekund, omdat het wat voorspelbaar was.”

Jacolien: „Ik ben het niet met je eens. In dat stuk begint Lotte als pubermeisje te dromen over boerenzoon Klaas. Dat die dromen in duigen vallen door Klaas’ totale onverschilligheid ten opzichte van hun lot, dat vond ik ook een stukje tragiek.”

Kenna: „Ik heb me er over verbaasd dat Lotte, het pleegkind, in haar zoektocht naar haar identiteit nooit gedacht heeft: hoe zouden mijn eigen vader of moeder geweest zijn? Dat komt nergens in boek terug.”

Jacolien: „Misschien dat dat het extra complex had gemaakt.”

Het drietal kijkt even nadenkend voor zich uit.

Jacolien: „In hoeverre zou het verhaal nou waargebeurd zijn en in hoeverre verzonnen? Moeder Stein krijgt bijvoorbeeld in het boek na de geboorte van Ditte een postnatale depressie. Lotte draait hierdoor op voor de verzorging van Ditte. Toen dacht ik: zou die postnatale depressie nou ook verzonnen zijn, om het verlies van Ditte voor Lotte nog iets dramatischer te maken dan het echt was geweest voor de persoon waarop Florijn haar verhaal baseert? Dan zou ik me een beetje bedrogen voelen.”

Kenna: „Ik vind alles wat er in staat heel geloofwaardig. Eén stukje vond ik minder mooi. Lotte gaat na de oorlog werken bij een vrouw die fout was geweest en kwelt zichzelf daar met het bekijken van de vreselijkste oorlogsfoto’s. Toen dacht ik: nu wordt het een opsomming van gruwelijkheden.”

Hoe kun je in het boek merken dat de schrijfster christen is?

Simone: „Door het feit dat met Ditte telkens een kindergebedje gebeden wordt.”

Kenna: „Het verhaal is nooit helemaal uitzichtloos; er is altijd wel iets van troost. Zo zijn er altijd vrouwen in de buurt van Ditte die zich om haar bekommeren en heeft ze haar knuffel Ollie nog. Bij sommige boeken denk ik wel eens: Waar was de Heere toen dit gebeurde? Maar Florijn weet Hem het hele boek door zichtbaar te maken.”

Jacolien: „Zonder dat het te opgelegd wordt.”

Kenna: „Ergens schrijft Florijn de zin: „Als een lam dat naar de slachtbanken geleid wordt.” Dat verwijst naar de Heere Jezus. Ik dacht: Hoe tragisch het verhaal van Ditte ook is, er is nog nooit een mens geweest die zo’n diepe gang afgelegd heeft als de Heere Jezus.”

Jacolien: „Ik denk dat ze daar heel subiel op wil wijzen met die ene zin.”

Mag je oorlogsleed zo uitvergroten dat de verteller zelfs mee de gaskamer in gaat?

Kenna: „Ik vond het niet uitvergrotend. Florijn heeft gewoon één van de vele oorlogsgeschiedenissen verteld.”

Jacolien: „Zou het leed niet nog veel groter zijn dan in dit boek beschreven is? Het zijn toch miljoenen drama’s geweest?”

Simone: „In het boek staat een foto van een moeder met twee kleine kinderen, op weg naar de gaskamer. Ze lopen hand in hand, alsof ze naar iets netjes gaan terwijl ze op weg zijn naar de dood. Zo schrijnend.”

Hoe onderscheidt dit boek zich van andere oorlogsboeken?

Simone: „Doordat het vanuit de ervaringen van twee kinderen is geschreven. En doordat het heel realistisch is. De meeste oorlogsboeken zijn namelijk compleet fictief.”

Jacolien: „Ik vind dat er de laatste tijd wel steeds meer realistische oorlogsverhalen komen. Blijkbaar moet alles verteld zijn voordat de getuigen overleden zijn.”

Simone: „Maar elk verhaal laat toch weer een ander stukje van de oorlog zien, omdat het over andere mensen gaat.”

Jacolien: „Ik heb de laatste tijd best wat oorlogsboeken gelezen. Je loopt dan wel het gevaar dat je niet meer van de gruwelen schrikt.”

Kenna: „Ja, nu hoef ik ook even niet meer.”

Jacolien: „Al zette dit boek me wel aan het denken. De Joden in dit boek en hun buren hadden helemaal niet door dat het zo erg was wat er gebeurde. Zou ik dat wel gehad hebben? Zou ik bijvoorbeeld onderduikers geholpen hebben? Misschien was ik wel heel gezagsgetrouw geweest.”

Simone: „Heb ik echt mijn leven over voor een ander?”

Jacolien: „En zie je op dat moment dat een systeem als dat van de nazi’s fout is? Je kijkt met ogen van nu naar zeventig jaar geleden. Maar wat doe je als je er midden in zit?


Panel

Kenna Schipper-Velema (63) uit Veenendaal, gehuwd, opgeleid tot bibliothecaresse en lerares nijverheidsonderwijs.

Simone Aantjes-Freije (30) uit Nieuw-Lekkerland, moeder van zes kinderen en fulltime huisvrouw.

Jacolien Buitendijk (33) uit De Klomp, leerkracht en intern begeleider op de Eben Haëzerschool in Barneveld.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer