Wereldreis van een Statenbijbel
Je treft ze over de hele wereld aan: oude, Hollandse Statenbijbels met koper-, zilver- of zelfs goudbeslag. In soorten en maten. Soms met een in edelmetaal gedreven familiewapen van de eigenaar op het voorplat. Met of zonder prenten. Soms met een wereldkaart, hoewel de opvatting bestond dat in een Bijbel geen kaart van de wereld thuishoort.
De eerste druk van de Statenbijbel –we hebben het dan over 1637– is inmiddels schaars. Op sommige kansels ligt deze nog, zoals in de hervormde kerk van Woubrugge. Als deze niet op een later moment aan de kerk is geschonken, heeft dr. Comrie daar nog in gebladerd.
Hier en daar zijn ze in particuliere handen; er duikt nog wel eens een exemplaar op. Ooit was er één in het bezit van een zekere mevrouw A. van Dijk-Tijseling uit Leiden. Via een advertentie bood ze de Statenbijbel te koop aan.
Toen de Katwijker Nicolaas van der Mey deze advertentie zag, kwam hij op een idee. In zijn jeugd had hij zich gemeld als vrijwilliger om dienst te nemen in de oorlog van de Verenigde Staten tegen Spanje. Het ging om Cuba en Porto Rico. ’t Was in 1899, toen hij na negen maanden dienst in het Amerikaanse leger, repatrieerde.
De oorlog was vrijwel vergeten, tot vijftig jaar later de Amerikaanse regering besloot om de oud-strijders een pensioen toe te kennen. Als een van de 200.000 vrijwilligers viel Van der Mey ook in de prijzen, hoewel hij nooit daadwerkelijk had gevochten. Verder dan met 60.000 man in een kamp in Tennessee bivakkeren, was het niet gekomen.
De reis erheen was overigens al een hele onderneming. Vanaf boot uit Vlissingen stapte hij in Engeland op de trein naar Londen. Zonder één woord Engels te spreken en zonder te weten op welk station hij moest uitstappen, liet hij zich leiden door het gezegde ”driemaal is scheepsrecht” en verliet hij op goed geluk de trein op het derde station. Daarop vertrok hij met een landverhuizersboot naar Texas.
Na een mislukte kennismaking met een proefboerderij aldaar –hij weigerde op zondag te werken– en een halve dag werken aan een spoorlijn, pakte hij zijn biezen en wandelde 400 kilometer, zonder te weten waar hij zou terechtkomen. Toen hij vijf jonge mannen ontmoette die op weg waren om als vrijwilliger in het leger te dienen, sloot hij zich bij hen aan.
In 1900 vestigde hij zich als kweker in zijn geboortedorp. De wilde jaren waren voorbij. Aan het Amerikaanse leger dacht hij nauwelijks meer, totdat hij in de krant las over pensioenrechten. Via de consul werd een en ander in gang gezet en kreeg hij voortaan elke maand 101 dollar op zijn rekening, omgerekend 357 gulden.
Hij wilde iets terugdoen. Als dank kocht hij de Statenbijbel van mevrouw Van Dijk en schonk die aan Amerika. Met de superconstellation ”De Atoom” werd het Boek overgevlogen. Het kreeg een plaats in het Bijbelmuseum in New York.
Vandaag de dag staan de pensioenen onder druk. De beste polis, Gods Woord is echter waardevast. Eeuwigheidswaardevast!