Melaats en uitgestoten
„Onrein, onrein!” Zo klonk in de tijd van de Bijbel de roep van de melaatsen. Uitgestoten als ze waren, leefden ze totaal afgezonderd en geïsoleerd in enclaves of kolonies.
Niet alleen in het Nieuwe Testament bestonden deze leprakolonies; ook in de negentiende eeuw waren er verschillende van zulke verbanningsoorden. Daar getuigen twee recent verschenen romans van, ”Geliefd door Eden” van Linda Chaikin, en ”Kijk naar het oosten” van Maureen Lang.
Linda Chaikin neemt de lezer mee naar Hawaï, 1891, waar de jonge verpleegkundige Eden zoekt naar een medicijn tegen lepra. Ze ontdekt dat haar moeder al meer dan tien jaar op de leprakolonie Molokai woont.
Op een aangrijpende manier verwoordt de auteur de verschrikkingen die melaatsen in die tijd moesten ondergaan. Nadat ze door premiejagers waren opgespoord, werden ze aan boord van een schip in grote kooien vastgemaakt, waarna ze op transport werden gesteld naar Molokai, met heel weinig middelen om te kunnen overleven.
Wie naar Molokai ging, kwam nooit meer terug. Uitzondering is de kleine Kip, een kindje van een leproos, opgepikt van het eiland door Rafe. Rafe is Edens vriend en hij wil het kind adopteren. Dan verdwijnt de kleine Kip spoorloos. Komt Eden erachter waar en wie hij is?
Maureen Lang plaatst haar verhaal aan het begin van de Eerste Wereldoorlog, in het Franse dorpje Briecourt. Hoofdpersoon is Julitte, een pleegdochter van kapitein Narcisse Toussaint. Op haar eigen manier heeft Julitte een plekje in het dorpje weten te veroveren. Ze staat bekend als bijzonder, omdat ze wonderen lijkt te kunnen doen. Verder leeft ze in een isolement, met weinig vriendschap en plezier, maar met veel vertrouwen in God. Als de oorlog losbarst, verschijnt Charles ten tonele, die een onderduikerplaats zoekt in Briecourt. Tegen de achtergrond van oorlogstaferelen, razzia’s en hongersnood ontstaat een relatie tussen Julitte en Charles.
Twee nieuwe christelijke romans die zich allebei rond de vorige eeuwwisseling afspelen. Beide boeken nemen de afschuwelijke positie van de melaatsen als vertrekpunt. Opvallend is dat allebei de hoofdpersonen een melaatse moeder hebben. Julittes moeder is overleden op een leprakolonie in de Middellandse Zee en Edens moeder leeft misschien nog op Molokai. De weerslag van deze afkomst vormt een belangrijke lijn in beide boeken. Qua stijl verschillen de romans behoorlijk.
”Geliefd door Eden” is een typische Chaikinroman. Er is een veelvoud aan personages. Oudtantes, achterneven, halfbroers en onwettige kleinzonen zijn allemaal onderdeel van ingewikkelde familierelaties van de hoofdpersonen. De dialogen zijn soms onnatuurlijk, doorspekt met Bijbelse noties. „We zijn allemaal geboren in Adams verloren wedloop”, zo zegt Eden ergens. „Ziekte, dood en zonde is een ”familie”-aangelegenheid, die allen van Adams ras treft.” Dergelijke zinnen zijn bepaald geen spreektaal, en komen tamelijk gezocht over.
Na het lezen van Chaikin is ”Kijk naar het oosten” van Lang een verademing te noemen. Het boek tekent de sfeer van een ingezonken klein dorpje. De personages komen authentiek over: vader Barnabé, die waakt over zijn kudde, de knappe Ori die aanpapt met de Duitsers, de oude Didi als grootmoeder en de zachtmoedige Julitte, die steeds haar toevlucht tot God neemt. Ook in deze roman is veel godsdienst te vinden, maar veel geloofwaardiger dan bij Chaikin.
Kritische noot verdient de zogenaamde gave van Julitte: zij ziet een onnatuurlijk licht als teken dat iemand is overleden en bij God is. God bedient Zich doorgaans niet van zulke tekenen.
Beide romans geven op hun eigen manier het verhaal prijs van de pijn en de afwijzing van kinderen van lepralijders. Er is één grote overeenkomst: naast deze pijn wordt het geloof in God als enige Houvast neergezet.
In februari 2011 verschijnt deel 2 van Maureen Lang, ”Verbreek de stilte”.
Geliefd door Eden, Linda Chaikin; uitg. Kok, Kampen, 2010; ISBN 978 90 435 1805 5; 364 blz.; € 19,95.
Kijk naar het oosten, Maureen Lang; uitg. Voorhoeve, Kampen, 2010; ISBN 978 90 297 1978 0; 366 blz.; € 19,95.