Kerk & religie

Drs. Post promoveert op zangcultuur van gedoogde minderheid

AMSTERDAM – De doopsgezinden in Nederland hebben door de eeuwen heen een totaal eigen liedcultuur gehad. Voor het eerst is een deel daarvan in kaart gebracht.

15 October 2010 11:02Gewijzigd op 14 November 2020 12:09
Drs. Pieter Post. Foto RD, Anton Dommerholt
Drs. Pieter Post. Foto RD, Anton Dommerholt

Drs. Pieter Post (51) uit Amsterdam promoveert vrijdagmiddag aan de Vrije Universiteit op de studie ”Geschiedenis van het doopsgezinde kerklied (1793-1973)”. In zijn boek (uitg. Verloren, Hilversum) beschrijft hij aan de hand van dertien liedbundels hoe het doopsgezinde lied zich in de achterliggende twee eeuwen ontwikkelde van „particu­larisme naar oecumeniciteit.”

Post, al jaren parttime als predikant werkzaam, is de eerste binnen de kleine Nederlandse doopsgezinde gemeenschap –118 gemeenten, zo’n 9000 leden– die onderzoek heeft gedaan op het terrein van de eigen hymnologie. „In onze kring is veel aan kerkgeschiedenis en systematische theologie gedaan, maar op het gebied van de praktische theologie gebeurde er weinig.”

Vijf jaar lang, tot 2007, doceerde Post liturgiek, homiletiek en hymnologie aan het Doops­gezind Seminarium, de predikantsopleiding van het kerk­verband die sinds 2003 aan de VU in Amsterdam is gevestigd. Voorwaarde voor zijn aanstelling was het schrijven van een dissertatie. Het werd de hymnologie.

Is Post in een zangtraditie opgegroeid? „Nee, er werd bij ons thuis wel muziek gemaakt, maar niet gezongen. Bij doopsgezinden heb je geen huiselijke zangtraditie zoals de gereformeerden die rond het harmonium hadden. Wat me wel bijblijft, is hoe ik als jochie zondags naast m’n moeder in de kerk zat. Vrij uitzonderlijk, want kinderen gingen naar de zondagsschool, niet naar de kerk. Ik wilde altijd tóch mee. En daar genoot ik van de liederen. Ik kan mijn moeder nog horen zingen: bescheiden, zoals ze was, maar heel mooi.” Later, toen hij een poos bij de mennonieten in Amerika verbleef, leerde Post in de kerk de vierstemmige zang kennen en praktiseren. „Ik kreeg daar plezier in. Prachtig, die kerkzang daar.”

De Nederlandse doopsgezinden hebben sinds de Reformatietijd, als gedoogde minderheid, een totaal eigen liedboekcultuur opgebouwd, stelt Post. „Sinds de 16e eeuw, de tijd van Menno Simons, zijn er maar liefst 165 doops­gezinde liedboeken verschenen. Dat heeft te maken met de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente in onze traditie. Van onderaf werden de liedboeken geproduceerd. In Haarlem een ander dan in Amsterdam, en zelfs binnen Amsterdam hadden de zogenaamde lammisten weer een andere bundel dan de zonnisten.”

Rond 1800 was er in Nederland, door verlichting, revolutie en de scheiding van kerk en staat, sprake van een omslag in denken en maatschappij die z’n weerslag had op kerk, theologie én liedbundels. Vandaar dat Post z’n onderzoek begint bij de bundel ”Christelyke Gezangen” die in 1793 voor de Amsterdamse lammisten werd gemaakt. Hij sluit af met het Liedboek voor de kerken uit 1973, waaraan de doopsgezinden meewerkten en waaruit ze nog altijd zingen.

In deze periode zijn de doops­gezinden van „overwegend doops­gezind” meer en meer „algemeen protestants” gaan zingen, concludeert Post. „Vanaf ongeveer 1900 gingen doops­gezinden steeds meer uit de bundels van de vrijzinnigen zingen, met daarin vooral algemeen-protestantse liederen. In 1944 verscheen een gezangboek waarin veel liederen uit de hervormde bundel van 1938 waren opgenomen. Voor het eerst gingen nagenoeg alle doopsgezinde gemeenten hetzelfde zingen. Het particularisme maakte plaats voor eenheid en oecumeniciteit.”

De inbreng van de doopsgezinden bij de totstandkoming van het Liedboek was minimaal, zegt Post met enige spijt. „Velen weten niet eens wat de echt doopsgezinde liederen zijn.” Het zijn er ook maar een paar. „In het lied ”Geef vrede, Heer, geef vrede” komt de doopsgezinde idee van de geweldloosheid terug. En in ”Tot U, o Heer, tot U die liefde zijt” is in vier strofen heel mooi de hele doopsgezinde traditie verwoord.”

Er zijn wel geluiden binnen de gemeenschap om weer te zoeken naar meer eigen liederen waarin doopsgezinde thema’s als de volwassenendoop, het geweten en de verdraagzaamheid centraal staan. „Niet zozeer vanuit de Nederlandse situatie, maar meer vanuit de wereldwijde broederschap.”

Post is zelf betrokken bij de totstandkoming van het nieuwe liedboek dat in 2012 moet verschijnen. Hij participeert in de werkgroep die de gezangen uit het Liedboek reviseert. „Uiteraard doe ik mijn best om de paar doopsgezinde liederen erin te houden. Daarnaast zou ik graag minstens twee goede en geliefde 20e-eeuwse liederen uit onze traditie opgenomen zien.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer