OM: Niet selecteren in uitspraken Wilders
AMSTERDAM – Het openbaar ministerie (OM) maakt er bezwaar tegen dat alleen omstreden uitlatingen van Wilders op een rij worden gezet en dat nuancerende uitspraken buiten beschouwing worden gelaten.
Dat betoogden de aanklagers mr. B. van Roessel en mr. P. Velleman vrijdagmorgen bij de rechtbank in Amsterdam.
Ze citeerden relativerende opmerkingen van Wilders over moslims en Marokkanen. Zo zei de PVV-leider woorden in de strekking van: „Wat mij betreft kunnen moslims wel degelijk gewonnen worden voor de democratie. We kunnen de meerderheid van de moslims uit het verdachtenbankje halen.” En: „Als we morgen die straatterroristen aanpakken, profiteren andere Marokkanen ervan.”
De officieren van justitie stonden stil bij de aanklacht van aanzetten tot haat of discriminatie door Wilders. Het is de tweede pijler onder de aanklacht tegen de PVV-leider. De andere pijler, groepsbelediging, is eerder deze week besproken. Het OM vindt dat Wilders van groepsbelediging moet worden vrijgesproken.
Het strafrechtartikel over aanzetten tot haat of discriminatie (137 d) is „buitengewoon lastig te doorgronden”, aldus de aanklagers vrijdagmorgen. Ze citeerden opnieuw rechtsgeleerde dr. T. Rosier, die promoveerde op het onderwerp vrijheid van meningsuiting. Hij stelt bijvoorbeeld dat het begrip ”aanzetten” door de wetgever „überhaupt niet aan enige bespiegeling is onderworpen.”
In ”aanzetten” moet een element van „ophitsing en opruiing” zitten, aldus de aanklagers. Het OM zal vrijdagmiddag een eis formuleren tegen Wilders.