Islamitische heilsstaat „komt er nooit”
ROTTERDAM – Een reis door het Midden-Oosten doordrong missionair predikant Marten de Vries nog meer van het karakter van de islam. „Een moslim ontleent zijn identiteit niet aan Christus, maar aan zijn goede daden.”
Een huis in hartje Rotterdam. Een Arabische tekst hangt bij de trap, waar de bezoeker wordt verzocht zijn schoenen uit te doen. Een soortgelijke tekst hangt in de woonkamer, boven een juwelendoosje bewerkt met islamitische versieringen.
Maar wie eenmaal oog in oog staat met bewoner ds. De Vries –een kruisje opvallend op zijn revers– weet dat hij hier niet in een islamitisch huis terecht is gekomen. Hoewel – sommige islamitische buurtgenoten geloven dat nog altijd niet. „Een Marokkaanse man die een lunchroom heeft hier vlakbij, weet het zeker. U bent moslim, hè? vroeg hij aan mij. Ook toen ik dat ontkende, bleef hij volhouden.” Ds. De Vries grinnikt. „Maar hij vond het niet erg dat ik ontkende; hij begreep wel dat het lastig voor me zou zijn om het toe te geven.”
Moslim is hij bepaald niet, een hart voor moslims heeft ds. De Vries zeker wél. Als missionair predikant voor de Gereformeerde Keren vrijgemaakt probeert hij sinds 2000 zijn islamitische stadsbewoners in hartje Rotterdam met het Evangelie te bereiken. Dat leverde een aantal duurzame contacten op.
Eigenwaarde
Die contacten leidden ertoe dat ds. De Vries vorige week op een door moslims gedomineerd congres in Istanbul het woord kon voeren over de islamitische denker Nursi.
In Istanbul leerde de Rotterdamse predikant eens temeer wat de werkelijke aard van de islam is. „Een moslim ontleent zijn eigenwaarde aan zijn goede daden, en aan de goede daden van zijn voorouders. Een christen ziet daarentegen op wie hij is in Christus.”
Flink huisgehouden
Dat verschil heeft verregaande consequenties, ervoer ds. De Vries. „Eigenlijk voor je hele bestaan. Op het congres in Istanbul sprak ik met een heel zelfverzekerde Turkse jongen. Hij vroeg een Britse congresganger zich te verontschuldigen voor wat de Britten hebben gedaan in het Midden-Oosten. Maar dat ook de Turken flink hebben huisgehouden in dat gebied wilde er bij die jongen niet in. Hij kón zijn volk simpelweg niet afvallen. Ik vroeg hem wat beter is: iemand die van je houdt om de goede dingen die je hebt gedaan, of iemand die je door en door kent en nochtans van je houdt. Dat laatste is ons geloof. Vanuit dat perspectief had hij het nog nooit bekeken.”
Voorafgaand aan het bezoek aan Istanbul reisde ds. De Vries door de oliestaten Qatar, Bahrein en Oman. Hij bezocht onder meer westerse christenen die in deze landen wonen. Die christenen kunnen door hun manier van leven op z’n minst de beeldvorming veranderen, constateerde hij. „Er leven echt wáándenkbeelden bij veel moslims over christenen. Ze denken dat bij ons alles ermee door kan. Zoals, eerlijk gezegd, veel christenen ook een verkeerd beeld hebben van moslims.”
Apartheid
Ook in de Arabische Golfstaten –vooral in Qatar en Bahrein– ontdekte ds. De Vries een negatieve trek waaraan de islam geen weerstand kan bieden: een vorm van apartheid die minstens zo vernederend lijkt als de apartheid die hij eerder aan den lijve in Zuid-Afrika meemaakte. „Deze landen worden overspoeld door Aziaten die het vuile werk doen. Je ziet er bijna geen autochtoon werken.”
Nog dieper raakte ds. De Vries er hierdoor van overtuigd „dat ook regeerders altijd zondige mensen zijn. Christenen hebben dat vaak wel ingezien, moslims meestal niet. Een islamitisch regime levert niet op wat het belooft: gelijkberechtiging voor alle burgers. Ik geloof er nu nog minder van dat een islamitisch rijk een heilsstaat zou kunnen brengen. Willen we iets realiseren van het paradijs, dan zal dat in het besef van eigen gebrek en vernedering moeten zijn.”