Burgers’ apen vrezen man met de spuit
„We gaan eerst even bij de dikhoornschapen kijken”, zegt dierenarts Henk Luten van Burgers’ Zoo in Arnhem. „Daar hebben verzorgers vanmorgen bloed gevonden.” Vijf plasjes en een druppelspoor tonen een incident. Maar welk? Samen met verzorger Hans wikt en weegt Luten. „Heeft een van de dieren een bebloede schede? Die daar is erg mager.”
Luten komt er niet direct uit. „Het is ook heel wat om de schapen allemaal te vangen. Dat geeft ze te veel stress. Het meest waarschijnlijk is een kapotte poot. Die is dan razendsnel hersteld. Houd me op de hoogte.” Tegen de verslaggever: „Zo zie je maar hoe moeilijk het is om als dierenarts te functioneren.”
Luten (53) nam vrijdag afscheid van de cliënten van zijn zelfstandige dierenartspraktijk in Velp, die hij afstootte; zijn werk als wildlifearts bij de dierentuin in Arnhem houdt hij aan. De belangstelling op de receptie, uiteraard in Burgers’, was overweldigend. „Sommigen hadden zelfs dankbrieven geschreven. Een enkeling stelde voor zijn hond van een gewei te voorzien, zodat hij mijn klant kon blijven”, vertelt hij lachend.
Lutens weg naar een loopbaan als dierenarts ging niet over rozen. Het begon bij zijn vurige verlangen naar een hond. „Mijn ouders wilden die niet. Totdat ik in het middelbaar onderwijs dreigde te blijven zitten. Toen beloofden ze mij een hond op voorwaarde dat ik zou overgaan. Fanatiek baasje als ik ben, heb ik keihard gestudeerd. Ik haalde het en kreeg een Duitse staande jachthond.”
Via de hond kwam de jonge Henk in contact met de toenmalige arts van Burgers’ Zoo, Piet de Jong. „Ik ging ook met hem mee naar de boeren. Vanwege mijn kleine handjes mocht ik voelen of er nog biggen zaten in een zeug die aan het werpen was.”
Zo werd de liefde voor het vak van dierenarts geboren. De gang naar de studie diergeneeskunde was echter problematisch. „Het eerste jaar werd ik uitgeloot. Toen ben ik in militaire dienst gegaan. Het tweede jaar werd ik weer uitgeloot. Toen heb ik een jaar farmacie gestudeerd. Het derde jaar werd ik weer uitgeloot – in totaal zeven keer. Toen ben ik in Antwerpen diergeneeskunde gaan studeren.”
Luten ontmoette er zijn latere vrouw. Na afronding van zijn studie keerde hij als dierenarts naar Nederland terug. „In België heerste een sfeer van concurrentie, die nu trouwens hier ook aan het ontstaan is.”
In Velp startte Luten een eigen dierenarts- en paardenpraktijk. Jaarlijks bezocht hij twee keer collega Piet de Jong in Burgers’ Zoo. Toen deze ziek werd, volgde Luten hem in 1989 op. „Ik kreeg een gesprek met toenmalig directeur Antoon van Hooff. Die ging akkoord, en na een jaar zouden we een evaluatiegesprek hebben. Dat moet nog gebeuren. Ik heb hier geen enkel contract, maar ben gewoon fanatiek voor de club, een prachtig familiebedrijf.”
Toen Luten begon, stond zowel de dierentuin als de diergeneeskunde in de kinderschoenen. „Er kwamen nogal eens ontsnappingen voor; het was wild west. In de geneeskunde moesten we alles uitproberen, met narcose en operaties. Er ging wel eens een beest dood.”
Het gekste dier dat Luten ooit in Burgers’ Zoo opereerde, was een mureen. „Een grote palingachtige vis die enorm kan bijten. Dit exemplaar had een tumor aan zijn kop. We legden hem in een regengoot met verdovingsmiddel; na twee minuten ging hij onder zeil. Met een pompsysteem door bek en kieuwen hebben we hem van zuurstof voorzien, terwijl ik hem op het droge opereerde. Het bleek een simpele vetbult te zijn. Na de operatie ging hij wonder boven wonder zelf weer ademen.”
De moeilijkste operatie die Luten uitvoerde, was aan een vrouwtjesgorilla. „Die had een anus die bij elke ontlasting 30 centimeter naarbuiten kwam. Ik was bang dat een andere aap eraan zou gaan hangen, dan zouden alle darmen eruit komen. Samen met mijn schoonvader en mijn zwager, destijds beiden chirurg in het Academisch Ziekenhuis in Antwerpen, hebben we een netje gemaakt en dat in het lichaam geplaatst, zoals dat ook bij mensen wel gebeurt. Het is helemaal goedgekomen.”
Tien jaar geleden werd het 120 uur per week werken Luten te veel. Hij stootte toen de paardenpraktijk af. Afgelopen vrijdag was de dierenartspraktijk aan de beurt. Onder de duizend gasten die vrijdag afscheid namen, waren prinses Margriet en haar echtgenoot, mr. Pieter van Vollenhoven. Zij waren klant bij hem voor hun honden en katten. „Het zijn lieve mensen, echte dierenliefhebbers ook. Eén dierbaar verhaal kan ik wel kwijt. Ze hadden ooit een zieke hond die ik heb geopereerd. Elke dag hebben ze hem bezocht, ook al was het halftwaalf ’s avonds. Toen ik later het beest heb laten inslapen, was dat een emotioneel moment voor hen.”
Door de concentratie op Burgers’ Zoo hoopt Luten iets meer ruimte voor zijn privéleven te krijgen. Met een lichte overdrijving: „Ik heb alle dieren van Afrika geopereerd, maar ben nog nooit in Afrika geweest.”
Luten blijft ook buiten de Arnhemse dierentuin actief. Zo is hij betrokken bij het terugplaatsen van otters in de Wieden en De Weerribben, van de bevers bij Zevenaar en van de korenwolf in Zuid-Limburg.
Ook helpt hij bij het beheer van de edelherten en de heckrunderen in de Oostvaardersplassen, de konikpaarden en de Schotse hooglanders in de Veluwezoom en de heckrunderen op de Flakkeese slikken. Luten windt zich hoorbaar op over het besluit van de Tweede Kamer in maart dit jaar om de heckcrunderen in de Oostvaardersplassen bij te voeren. „De motie om dat te bereiken was puur op emotie gebaseerd. Zo veel is mij in die tijd uit de contacten met politici wel gebleken.”
In de Oostvaardersplassen en de Veluwezoom worden magere beesten afgeschoten voordat zij van honger doodgaan. Omdat de Oostvaardersplassen echter zo’n groot gebied zijn, glipt er wel eens een tussendoor, aldus Luten. Foto’s van die runderen komen vervolgens in de publiciteit. „Mensen moeten leren dat beesten in de natuur doodgaan.”
Het bijvoeren was uiteindelijk een zinloze onderneming. „Het gebeurde veel te laat, want het gras groeide alweer. Bovendien bereikte het voedsel niet de kwetsbare dieren die het hooi nodig hadden, omdat de dominante beesten er gewoon bovenop gingen liggen om het voor zichzelf te houden.”
Mensen moeten een stapje terug doen in de natuur, vindt Luten. Dat geldt ook voor de dierentuinen. „Door de invoering van een natuurlijke leefomgeving kunnen de mensen niet altijd meer de dieren zien. Maar het is goed voor de beesten. Toen wij de Bush hebben gemaakt, een tropisch regenwoud, hadden de kroonduiven, die tot dan toe in een hok nooit tot broeden waren gekomen, binnen twee maanden een ei.”
Luten staat bekend als de meest gehate bezoeker van Burgers’ Zoo. Hij glimlacht. „De apen herkennen mij, mijn auto, ja, zelfs het geluid als ik de deur van mijn auto dichtgooi. Ze waarschuwen elkaar als ik eraan kom. Als ik in een apenhok zou springen, zou ik binnen dertig seconden zijn verscheurd. Tenslotte ben ik voor ze de man met de spuit.”