Opinie

Ontwikkeling en duurzaamheid: niet ”meer”, maar ”beter”

In wat het nieuwe regeerakkoord zegt over ontwikkelingssamenwerking zijn economische waarden en eigenbelang veel te dominant, meent prof. dr. Henk Jochemsen.

7 October 2010 07:38Gewijzigd op 14 November 2020 12:03
„Het gaat bij ontwikkeling om de gelijktijdige en evenwichtige realisering van een grote diversiteit aan waarden. En dus niet alleen om de productie van goederen en diensten, als economische waarden.” Foto ANP
„Het gaat bij ontwikkeling om de gelijktijdige en evenwichtige realisering van een grote diversiteit aan waarden. En dus niet alleen om de productie van goederen en diensten, als economische waarden.” Foto ANP

Meer bedrijfsleven, meer economische groei voor meer ontwikkeling. Met als voetnoot: het bedrijfsleven moet wel duurzaam ondernemen. Dit lijkt de kortste samenvatting te zijn van wat het nieuwe regeerakkoord zegt over ontwikkelingssamenwerking. Wie zou tegen zulke ”duurzame ontwikkeling” zijn? Maar in die term ligt een fundamentele spanning besloten die prominent aanwezig is in het hele regeerakkoord. Niet verwonderlijk als we bedenken dat die spanning onze hele cultuur doortrekt.

Heel globaal gezegd kun je stellen dat ”duurzaamheid” en ”ontwikkeling” twee grote wijsgerige en culturele stromingen in de westerse geschiedenis vertegenwoordigen. Ontwikkeling wortelt in de stroming van het rationalisme en het daarmee samenhangende wetenschappelijk-technische streven naar beheersing van de natuur en naar economische groei. Deze stroming heeft geleid tot de industrialisering, met alle voordelen van welvaartsgroei en nadelen van de grondstoffen-, klimaat- en voedselcrises die we nu doormaken. Duurzaamheid wortelt in de stroom van het gevoel, van de romantiek, van een besef van verbondenheid en afhankelijkheid van de natuur, met op de achtergrond een verlangen naar het ”verloren paradijs”.

In de ‘strijd’ tussen deze twee visies op de werkelijkheid heeft in de overheersende westerse cultuur eerstgenoemde stroming de overhand gehad. Maar tegen de achtergrond van de gesignaleerde crises dringt meer en meer het besef door dat deze ”ontwikkeling” de basis voor haar eigen voortbestaan aan het ondermijnen is. En dat een behoud van welvaart in de rijke landen en een toename ervan in de armere landen alleen mogelijk is als er meer evenwicht komt tussen beide benaderingen.

Daar komt nog bij dat de alom verspreide communicatiemiddelen en het toenemende internationale verkeer landen en volkeren steeds meer met elkaar verbinden. Het wordt hoe langer hoe duidelijker dat het ons in het rijke deel van de wereld op termijn niet goed kán gaan, als we ons er niet voor inspannen dat ook aan de gerechtvaardigde noden en behoeften van een groot deel van de wereldbevolking tegemoet wordt gekomen.

Welbegrepen eigenbelang kijkt verder dan morgen en verbindt economische groei met sociale, economische en ecologische duurzaamheid. Alleen al vanuit dit gezichtspunt moet de Nederlandse overheid zich daarvoor inzetten. Dan kan niet als eenzijdig de nadruk wordt gelegd op de economische groei en op de belangen van het Nederlandse bedrijfsleven.

Het neoliberale klimaat dat het internationale economische beleid –tot voor kort?– stempelde, heeft in bepaalde gebieden en voor bepaalde groepen van mensen wel tot welvaartstoename geleid. Maar het heeft ook de welvaartsverschillen, in zowel noordelijke als zuidelijke landen, vergroot en grote groepen van mensen nog afhankelijker gemaakt van de steun van anderen. Het verwijt van ”hulpverslaving” uit de mond van politiek rechts kan enig cynisme niet ontzegd worden.

Terecht zegt het regeerakkoord dat men meer samenhang wil aanbrengen in het beleid in internationale relaties en in ontwikkelingssamenwerking. Maar in die samenhang dienen vooral ook de belangen van de arme landen en daarin van de meest kwetsbare en afhankelijke mensen gediend te worden. Dat betekent dat de noties van duurzaamheid en van maatschappelijk verantwoord ondernemen minimaal vanuit de ”triple p”-benadering –people, planet, profit– worden ingevuld; dus zowel in sociaal en ecologisch (milieu) opzicht als in economische zin.

Om invulling te geven aan sociale en ecologische duurzaamheid is het van belang om de maatschappelijke organisaties en, waar mogelijk, ook de kerken in de ontwikkelingslanden bij het ontwikkelingsproces te betrekken. Maatschappelijke organisaties ontlenen hun bestaansrecht aan een belangrijke waarde waarvoor ze opkomen. Bijvoorbeeld sociale waarden van ontmoeting, culturele waarden van kennisbevordering en vorming, morele waarden van onderlinge zorg en compassie en rechtvaardigheid enzovoort. We zouden het begrip ontwikkeling kunnen invullen als de gelijktijdige en evenwichtige realisering van een grote diversiteit aan waarden. En dus niet alleen om de productie van goederen en diensten, als economische waarden.

Wij willen er bij de politiek en vooral bij de coalitie die er nu echt aan staat te komen, dan ook voor pleiten om het beleid inzake ontwikkelingssamenwerking vorm en inhoud te geven vanuit een visie op de brede waarderealisering. Een visie die mede ingevuld wordt in het gesprek met de landen waarmee we samenwerken in ontwikkeling. Dan blijft de motivatie niet staan bij welbegrepen eigenbelang en gaat het niet in de eerste plaats om (materieel) ”meer”, maar om ”beter”. Om een leven ”niet bij brood alleen”.

De auteur is algemeen directeur van Prisma, vereniging van christelijke organisaties in ontwikkelingssamenwerking en internationaal diaconaat.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer