Opinie

Christelijke leraar heeft kwaliteit en wijsheid

De twee meest wezenlijke kenmerken voor een christelijke leraar zijn kwaliteit en levenswijsheid, stelt mr. E. F. Lagerwerf-Vergunst.

6 October 2010 13:26Gewijzigd op 14 November 2020 12:02

Christelijk onderwijs staat of valt met de persoon voor de klas. Je kunt als school de grondslag prachtig geformuleerd hebben –daar is overigens niets mis mee–, maar als de leraar gedrag vertoont dat hier niet mee in overeenstemming is, wordt het doel van de christelijke school niet bereikt.

Hoe moet die leraar zich dan gedragen? Hij moet een identificatiefiguur zijn in Bijbelse zin. Twee essentiële kenmerken daarvan wil ik hier aanstippen.

Als eerste noem ik kwaliteit. Wanneer je als christen werkzaam bent in een overwegend seculiere omgeving, is het van groot belang dat je kwalitatief goed werk levert. De naam van onze Meester wordt gelasterd als wij bijvoorbeeld op ons werk bekendstaan als iemand die de kantjes eraf loopt. Zo weten de leerlingen feilloos of de leraar zijn les wel of niet voorbereid heeft. Overigens ligt hier een grote verantwoordelijkheid voor de schoolleiding. In hoeverre is het verantwoord om onbevoegde leraren voor de klas te zetten? En het zou toch niet mogelijk moeten zijn, een school met de Bijbel die in de inspectierapporten onvoldoende scoort?

Als tweede kenmerk noem ik wijsheid. Ik hoorde recent een preek over de stenen die Jozua van God moest oprichten opdat de kinderen, als zij dit zouden zien, zouden vragen waartoe deze stenen opgericht waren. Kinderen stellen vragen. Niet alleen als ze in de waaromfase zitten, maar ook in de puberteit en daarna. Leraren op een school met de Bijbel hebben de prachtige taak –wat mij betreft roeping– om leerlingen de meest belangrijke levenswaarden mee te geven. Dat is met recht overlevering, traditie. Dan gaat het niet om een aantal kenmerken waaraan moet zijn voldaan, maar om de levenswijsheid.

Wereldwijsheid halen de leerlingen wel elders. Bij levenswijsheid gaat het ten diepste om de vraag Wie God is en wie de mens is. Als leraren zo voor de klas staan, bewogen en bevlogen, dan worden leerlingen aan het eind van hun schooljaren afgeleverd aan de maatschappij als burger van twee werelden.

Zij zijn dan in die maatschappij geroepen –zoals Dietrich Bonhoeffer in mei 1944 schreef aan zijn neefje dat gedoopt werd– „tot grote verantwoording voor het algemeen welzijn en tot geestelijke prestaties en leiderschap, tot behoeders van een geestelijke traditie. Je vroomheid zal geen vroomheid van veel woorden zijn, je zult leren bidden, je zult leren God boven alles te vrezen en te beminnen en de wil te doen van Jezus Christus. Te midden van een zeer vergaande gelijkschakeling van materiële en ideële levensvoorwaarden zou het gevoel voor menselijke waarden als rechtvaardigheid, durf om te handelen en moed een nieuwe elite kunnen scheppen aan wie het recht op krachtige leiding wordt toegekend. Ons christen-zijn zal in deze tijd bestaan uit slechts twee elementen: bidden en onder de mensen het goede doen. Elk denken en praten en organiseren van christenen moet herboren worden uit dat bidden en dat doen.”

De auteur is lid van de Eerste Kamer voor de ChristenUnie. Dit artikel is gebaseerd op haar bijdrage zaterdag aan een symposium ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van de reformatorische scholengemeenschap Guido de Brès in Rotterdam.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer