Geen reformatorisch reservaat
Christenconservatief Wilco Boender is lid van het CDA geworden, meldde het Reformatorisch Dagblad maandag. Een op z’n minst verrassende mededeling. Hoewel hij lid van de SGP is en ook op die partij wil blijven stemmen, ziet hij het lidmaatschap van het CDA als een mogelijkheid het behoudend smaldeel binnen die partij te versterken. Het ex-Kamerlid Eddy Bilder, zelf ook orthodox-christelijk, heeft hem van het nut van toetreding tot de christendemocratische gelederen overtuigd.
Het streven om waar mogelijk invloed uit te oefenen, is de meeste reformatorische mensen tamelijk vreemd. Het is misschien wat generaliserend gezegd, maar als het anders is, heb ik er nooit zo veel van gemerkt. Het is ook niet zo gek in een milieu waarin de eigen organisaties centraal staan. Het leven speelt zich voor een belangrijk deel af binnen de zuil.
Die zuil is in de loop der decennia alleen maar verder opgetuigd. Veel kinderen die voorheen nog naar de bekende School met de Bijbel zouden zijn gegaan, bezoeken nu de reformatorische basisschool en over de veelheid aan andere eigen instellingen hoef ik het verder niet te hebben.
De waarde daarvan is groot. Daarover geen enkel misverstand. Geestverwanten uit andere landen kunnen vaak hun oren en ogen niet geloven, zeker als je er nog bij verteld dat de meeste voorzieningen door de overheid worden betaald. Maar de vraag is natuurlijk wel wat de buitenwacht nog merkt van je aanwezigheid.
Toen ik in eigen kring voor het eerst in aanraking kwam met het idee om zolang mogelijk aan boord te blijven ook al vaart het schip een minder zuivere koers, had dat betrekking op het kerkelijk leven. In mijn vroegere omgeving was hervormd synoniem met vrijzinnig of daaromtrent. Gereformeerdebonders waren er in de verre omtrek niet of nauwelijks.
Het was best wennen om met deze mensen nauwer in contact te komen. Er was op z’n minst sprake van enige argwaan. Sommigen gingen daarin heel ver. Zo zei iemand me eens: Als ze (de bonders) de zuivere waarheid waren toegedaan, zouden ze zich wel bij een afgescheiden kerk (lees: de zijne) aansluiten.
Dat was een totale miskenning van hun positie, zo was de les die ik leerde. Afscheiden kan ook de weg van de minste weerstand zijn. Want je kunt het op regionale en landelijke vergaderingen van je kerkverband ontzettend fijn hebben met elkaar, en dat misgun ik niemand, maar het is toch wel andere koek dan in een uiterst pluriform gezelschap je principes verdedigen en sympathie zien te winnen voor je standpunt.
In discussies daarover wordt wel aangevoerd dat je in zo’n situatie verantwoordelijk bent voor zaken die tegen je beginsel indruisen. En dat is zeker een aangelegen punt. Wie deel uitmaakt van een bezoedeld bestel, maakt vuile handen. Maar weglopen is ook een verantwoordelijk heid.
Het is vrij simpel om die lijn door te trekken naar andere terreinen. Het onderwijs bijvoorbeeld. Natuurlijk gingen onze kinderen naar reformatorische scholen. Daar was eigenlijk niet eens discussie over. Toen iemand me daarover bevroeg, kon ik zo een rijtje bezwaren opsommen van wat er mis was met de plaatselijke christelijke school. Hier te breed en daar te wijd. Zijn antwoord zal ik niet gauw vergeten. „Dat is allemaal in een stroomversnelling geraakt”, zei hij, „nadat jullie waren vertrokken.” Hij bedoelde te zeggen dat er veel veranderingen werden tegengehouden om de reformatorische mensen binnenboord te houden. Toen ze weg waren, hoefde dat niet meer.
Nu besef ik best dat er veel meer over te zeggen is. Ook zou ik niet graag willen suggereren dat er lichtvaardig is overgegaan tot het oprichten van allerlei eigen instellingen en instituten. Daarmee zou tekort worden gedaan aan de intenties van initiatiefnemers en de offers die zijn gebracht. Tegelijkertijd heb ik respect voor de mensen die het schip waarop ze zijn geplaatst, niet konden en kunnen verlaten. Dat respect is in de loop der jaren alleen maar groter geworden.
Op politiek gebied ligt het uitoefenen van invloed nog iets gemakkelijker. Moet je elders kiezen tussen het een of het ander, op het politieke erf kun je van meer dan één organisatie lid zijn. Er is niets dat Wilco Boender verhindert zich bij het CDA te laten inschrijven terwijl hij ook al lid is van de SGP.
Stel dat de kiezers van de orthodox-christelijke partijen zijn voorbeeld massaal zouden volgen, dan zou dat vergaande gevolgen kunnen hebben voor de koers van het CDA. Zelfs als ze alleen maar op vergaderingen hun inbreng zouden hebben, zou dat al van betekenis kunnen zijn. Als ze ook nog eens zouden doordringen tot commissies en besturen, kon dat wel eens heel veel verschil uitmaken.
Er zit ook een andere kant aan: waar je mee omgaat, word je mee besmet. Dat is een reëel gevaar. Maar, om bij de beeldspraak te blijven, ik geloof er niets van dat dat per definitie tot chronische aandoeningen leidt. Als dat waar was, zou de reformatorische gezindte zich uit angst voor versmelting maar het beste in een soort reservaat terug kunnen trekken. Dat zou niet best zijn. En daarom wens ik Wilco Boender als CDA-lid alle goeds toe.