De Saambinder / Theologia Reformata
De Saambinder In Rotterdam heeft zaterdag een symposium plaats in het kader van veertig jaar Guido de Brès. In De Saambinder (weekblad van de Gereformeerde Gemeenten) blikt ds. G. J. van Aalst terug en vooruit. De oud-docent Duits bedacht in 1973 de naam van de reformatorische scholengemeenschap.
„Waarom deze naam? Het korte, zegenrijke leven van Guido de Brès in de branding van zijn tijd heeft ons veel te zeggen. Blijkens zijn brieven aan zijn vrouw en zijn moeder uit de gevangenis klopt hier het hart van de Kerk. De levende band aan de Heilige Schrift zoals verwoord in NGB artikel 5 en 7 is een onopgeefbare kernzaak. „…maar in zonderheid omdat de Heilige Geest getuigenis geeft in onze harten, dat ze van God zijn…”
De vurige hoop dat dit onder Gods zegen bij de vorming van onze jongeren zou blijken, bracht me tot dit voorstel. Een getuigenis naar binnen en naar buiten, zoals de NGB ook bedoeld is. Onze gereformeerde belijdenis, niet als tweede Bijbel, maar als uitdrukking van het geloof van de kerk der eeuwen, in het eerbiedig de Heilige Schrift naspreken. De innerlijke verbondenheid aan de Godsopenbaring, in leer en leven. Dat gunde ik de leerlingen zo! En zo is het nog. Unaniem stemden de collega’s met het voorstel ten slotte in. Ik kan me nog herinneren, dat het voorstel eigenlijk direct al veel bijval vond. Tot mijn blijdschap. (…) De toekomst? Voor ons bestaansrecht voor God en mensen geldt: de trouw aan het pand dat ons is toebetrouwd; trouw aan de grondslag, de Heilige Schrift en de gereformeerde belijdenis, in woord en daad. Trouw dus aan het fundament en hartelijke verbondenheid met de innerlijke intentie en motivatie van de oprichters. De naam herinnert ons eraan! De naam Guido de Brès op de muur roept ons er nog steeds toe op, verplicht ons zelfs ertoe.
Van 1960 tot 1965 als leerling en van 1969 tot 1971 als onderwijsgevende heb ik de droeve ontmanteling van het pc-onderwijs aan den lijve ervaren. Bij vertrek aldaar zei de toenmalige rector van de christelijke scholengemeenschap Koningin Wilhelmina College in Culemborg, dr. P. J. Hoogteijling: „zou je maar niet hier blijven, want daar zullen ze het ook niet redden. Dat duurt geen veertig jaar meer…” Ik wilde dat niet geloven. Ik durf het ook niet koud vast te stellen. Daarvoor heb ik te veel aan het reformatorisch onderwijs te danken en ben ik er –nog steeds– met hart en ziel aan verbonden. Er moge veel gebed voor ons onderwijs zijn, opdat Gods koninkrijk kome. Want het reformatorisch onderwijs is een teer bezit, bedreigd van binnenuit en van buitenaf. De dagelijkse schoolpraktijk na 40 jaar bewijst hopelijk het ongelijk van wat mijn rector zei.”
Theologia Reformata
Is het nog reëel van mensen te verlangen dat ze één kerkbank verslijten? Filosoof dr. Govert Buijs werpt die vraag op in Theologia Reformata (tijdschrift voor gereformeerde theologie), waarin hij Charles Taylors boek ”Een seculiere tijd” bespreekt.
„Het tijdperk van de authenticiteit betekent het einde van de gedisciplineerde, collectieve bewegingen. Mensen zullen niet langer zich levenslang bij één partij of levensbeschouwelijke stroming aansluiten. Er is weinig collectieve, langdurige loyaliteit. Dus zullen kerken, politieke partijen en andere georganiseerde gemeenschapsvormen, van welke signatuur ook, steeds weer tijdelijke loyaliteit moeten organiseren. Is het nog reëel van mensen te verlangen dat ze bij wijze van spreken één kerkbank verslijten of levenslang lid zijn van de mannenvereniging (en daarna een lintje van de koningin)? Of zal het kerkelijke aanbod (minimaal óók) een pakket moeten bevatten voor passanten, mensen die een tijdje meegaan en dan hun heil weer elders zoeken. Denk aan kringen voor zoekers. (…) Enkele jaren geleden spraken de Franse bisschoppen over de wijze van present stellen van het Evangelie in de hedendaagse cultuur als ”proposer, non imposer”, voorstellen, uitstallen, maar niet opleggen. Taylors boek is zelf een voorstel, en wel een zeer overtuigend voorstel, van hoe we als westerlingen onze eigen culturele en spirituele geschiedenis kunnen begrijpen, hoe we geworden zijn tot wie we zijn – en ook van welke rol God en geloof in dat geheel nog altijd spelen.”