Binnenland

Tegen de zoons van Allah en hun Mein Kampf

Vanaf maandag moet PVV leider Wilders zich voor de rechter verantwoorden voor een hele reeks uitspraken die hij heeft gedaan over de islam.

Jacob Hoekman
30 September 2010 07:51Gewijzigd op 14 November 2020 11:57
PVV-leider Wilders. Foto ANP
PVV-leider Wilders. Foto ANP

Veel van die uitspraken zijn subjectief –„zieke ideologie”, „ellendige Koran”–, maar andere zijn beter te toetsen. Wat klopt er en wat klopt er niet? Een selectie uit de dagvaarding.


„Een gematigde islam bestaat niet. Het bestaat niet, omdat er geen onderscheid is tussen Goede islam en Slechte islam. Er is islam, en daar houdt het mee op.”

Op deze uitspraak van Wilders, overigens een citaat van de in 2006 overleden schrijfster Oriana Fallaci, is veel kritiek gekomen. Deze week nog publiceerden negen religiewetenschappers en rechtsgeleerden een open brief waarin ze Wilders op dit punt sterk bekritiseerden. Hoogleraren zoals Fred Leemhuis (bekend als Koranvertaler) en Jan Michiel Otto (shariakenner) vinden dat de PVV-leider met deze uitspraak een „angstaanjagend beeld schetst van een godsdienst die feitelijk tal van vreedzame en gematigde elementen bevat.” In een eerdere brief schreven de experts al dat Wilders „suggestief en misleidend” spreekt over de Koran door verzen in stukken te hakken en de vreedzame gedeelten ervan weg te laten.

Andere islamologen, die door Wilders ook zijn opgeroepen als getuigen, beweren echter dat de kern van de islam wel degelijk gewelddadig van aard is. Daardoor dreigt het debat over deze kwestie een welles-nietesspelletje te worden dat soms meer zegt over achterliggende wereldvisies dan over de islam zelf.

Verhelderend kan het zijn om in elk geval vast te stellen dat er wel degelijk gematigde moslims zijn: in Nederland vormen zij zelfs de overgrote meerderheid. Wie daarnaast toch een uitspraak wil doen over de islam zelf, zou kunnen kijken naar de vijf gezagsbronnen van de islam (zie volgende uitspraak). Bestudering daarvan levert onvermijdelijk een scala aan radicale uitspraken op. Die spelen in veel islamitische richtingen helemaal geen centrale rol, maar hun prominente aanwezigheid in de grondslagen van de islam valt onmogelijk te ontkennen.


„Islam is de Koran, en niets dan de Koran. (…) Lees de Koran, dat Mein Kampf, nog eens. In welke versie dan ook, je zult zien dat al het kwade dat de zoons van Allah tegen ons en henzelf begaan, uit dat boek afkomstig is.”

De verleiding is groot te stellen dat de islam niets dan de Koran is. Dat is wel zo overzichtelijk. Maar de werkelijkheid is het niet. In de praktijk is de soenna zeker zo belangrijk. ”Soenna” betekent letterlijk ”manier”, en slaat op het doen en laten van de profeet Mohammed. Die manier van doen staat opgeschreven in de hadith, in de traditieverzamelingen. De soenna draagt veel informatie aan die niet in de Koran staat, en die soms zelfs tegen de Koran ingaat.

Naast de Koran en de soenna zijn er bovendien nóg drie algemeen aanvaarde bronnen van islamitisch gezag: de sharia (het islamitische recht), fatwa’s (juridische adviezen) en tafsir (commentaren op de Koran). Van deze geschriften is maar weinig vertaald, waardoor westerlingen vaak uitsluitend op de Koran teruggrijpen. Toch zijn die gezaghebbende islamitische teksten stuk voor stuk te vergelijken met het gezag van de Koran zelf. Waar reformatorische christenen alleen de Bijbel erkennen, geldt in de islam dus zeker niet dat alleen de Koran de waarheid is. Het ”sola scriptura” is totaal vreemd voor moslims.

Inhoudelijk zijn deze gezagsbronnen zeer divers. Soms zijn ze milder, maar soms ook radicaler dan de teksten in de Koran. Zo kunnen geweldsteksten uit de Koran prima ondersteund worden met allerlei passages uit de hadith en uit fatwa’s. De dreiging die Wilders signaleert, is dan ook niet beperkt tot de Koran. In die zin kan de angst voor „het kwade” waaraan Wilders refereert alleen maar sterker worden. Het is echter een misvatting dat de Koran het enige boek zou zijn dat telt voor moslims.


„De cijfers tonen dat (een verband tussen islam en criminaliteit, JH) aan. Een op de vijf Marokkaanse jongeren staat als verdachte bij de politie geregistreerd. Hun gedrag vloeit voort uit hun religie en cultuur. Je kunt dat niet los van elkaar zien. De paus had laatst volkomen gelijk: de islam is een gewelddadige religie.”

Het aantal Marokkaanse jongeren dat als verdachte staat geregistreerd, is inderdaad opvallend hoog. Een onderzoek van afgelopen weekeinde stelde dat nog eens ondubbelzinnig vast: zo worden Marokkanen uit Gouda zes keer zo vaak verdacht van een misdrijf als autochtone Gouwenaars. Ook plegen Marokkaanse jongeren meer dan tien keer zo veel geweldsmisdrijven. De problematiek op dit vlak is enorm.

Het is echter moeilijk vol te houden dat die cijfers aan de islam liggen, omdat bijvoorbeeld Turkse jongeren zich nauwelijks onderscheiden op het gebied van criminaliteit. Tekenend is bovendien dat serieuze moslims, óók uit Marokkaanse kring, dit criminele gedrag keer op keer afwijzen omdat het lijnrecht tegen de Koran ingaat. Dat blijkt ook in landen waar de sharia het striktst wordt toegepast, zoals in Saudi-Arabië. Voor criminelen is daar weinig genade. Binnen de islamitische wereld mag veel verdeeldheid zijn, maar in elk geval níét over de opvatting dat diefstal en struikroverij zwaar bestraft moeten worden; volgens de Koran variërend van het afhakken van ledematen tot verbanning of zelfs de doodstraf.

Daarom klopt de verwijzing van Wilders naar paus Benedictus XVI in dit verband van geen kant. De laatste citeerde een veertiende-eeuwse Byzantijnse keizer die het had over de gewelddadige manier waarop de islam door de eeuwen heen zijn geloof heeft verbreid. Crimineel gedrag bij Marokkaanse jongeren in Nederland zal wel het laatste zijn geweest waaraan hij toen heeft gedacht.

Een andere verklaring ligt veel meer voor de hand: de Marokkaanse cultuur leeft met het idee dat kinderen van iedereen zijn. Wangedrag op straat wordt door de buurman, de politie of door volslagen onbekenden dan ook genadeloos afgestraft, iets wat in Nederland ondenkbaar is. De ouders vinden dat echter vanzelfsprekend. Veel Marokkaanse ouders hebben die cultuur meegenomen naar Nederland. Ze voelen zich niet meer verantwoordelijk voor hun zoons zodra die de deur achter zich dichttrekken. Dat levert botsingen op, omdat veel van deze jongens niet kunnen omgaan met de vrijheid die ze op straat ervaren.


„De moslimpopulatie verdubbelt elke generatie –25 jaar– en het aantal islamieten in ieder Europees land neemt meer dan zorgwekkende vormen aan.”

De uitspraak van Wilders dat de moslimpopulatie elke generatie verdubbelt, betrekt hij op de wereldwijde islam. Inderdaad is er wereldwijd sprake van een onstuitbare groei. En dat kan eenvoudig leiden tot geweld, zoals de Duitse demograaf Gunnar Heinsohn in 2008 becijferde in zijn boek ”Zonen grijpen de wereldmacht”. Hij verklaart terrorisme op een demografische manier: er is in de islamitische wereld simpelweg een „zonenoverschot” waardoor jonge, kansloze mannen op zoek gaan naar een uitlaatklep voor hun woede.

Ook in Nederland is het kindertal in islamitische gezinnen veel groter dan dat in het gemiddelde gezin. Al jaren komen er minder autochtone Nederlanders bij dan dat er overlijden.

Wel gaat de groei van de moslimpopulatie hier veel langzamer dan in de islamitische wereld. Nu zijn er zo’n 850.000 moslims in Nederland; waarschijnlijk duurt het nog minstens tien jaar voordat het miljoen wordt bereikt. Tegelijk geldt: dát het aantal wordt bereikt, staat wel vast. De groep groeit nog steeds door geboortes, nieuwe instroom van buitenaf en voor een beperkt deel ook door autochtone aanwas.

Uit eerder onderzoek van deze krant blijkt overigens dat die groei zeker niet voor íéder Europees land geldt, zoals Wilders stelt. Landen in het noorden van Europa –zoals Finland– en ook in het oosten –zoals Slowakije– hebben nauwelijks een islamitische minderheid en lijken ook niet erg in trek te zijn bij moslims.


„Er is een strijd gaande en we moeten ons verdedigen. Er zijn straks meer moskeeën dan kerken!”

Dat er een strijd gaande is, behoeft vanuit christelijk perspectief weinig toelichting. De in wezen antichristelijke kern van de islam –de ontkenning van de gekruisigde Jezus als Zoon van God– toont dat afdoende aan.

De daaraan gekoppelde vrees voor een feitelijke toename van het aantal moskeeën blijkt echter al jaren ongegrond. In de jaren zeventig en tachtig groeide het aantal islamitische gebedshuizen sterk, maar sinds het eind van de jaren negentig ligt het aantal moskeeën in Nederland vrijwel stabiel rond de 430. Iedere islamitische stroming heeft vandaag de dag zijn eigen gebedshuis, dus verandering is daarin volgens experts niet snel te verwachten.

Wat wél verandert, is de zichtbaarheid van moskeeën in de Nederlandse samenleving. Veel van die 430 gebedshuizen zijn „schuilmoskeeën”: onopvallende, vaak provisorische pandjes die uit niet veel meer dan een gebedsruimte bestaan. Sinds de massale instroom van islamitische gastarbeiders in de jaren zestig en zeventig zijn die moskeeën veelal uitgewoond en hoognodig aan vervanging toe. Wat veel moslims nu proberen, is een nieuwe moskee te bouwen op een A-locatie, inclusief opvallende minaretten en vijf keer per dag de oproep tot het gebed.

Die ontwikkeling heeft echter niet zo veel te maken met getalsmatige groei, maar veel meer met een groei van het islamitische zelfbewustzijn.

Dit is het eerste deel in een tweeluik over de rechtszaak tegen PVV-leider Wilders. Zaterdag in Accent deel 2.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer