CGK denken na over positie zendingsgemeenten
NUNSPEET – De positie van nieuw gestichte zendingsgemeenten binnen de Christelijke Gereformeerde Kerken (CGK) is niet altijd even duidelijk. Dat bleek woensdag tijdens de generale synode van de CGK in Nunspeet.
Een suggestie van een synodecommissie van deputaten evangelisatie van de CGK om een eigen kerkverband van deze gemeenten te vormen, met een dochter-moederrelatie tot de CGK, was voor diverse synodeleden een brug te ver. Uiteindelijk besloot de synode om „in wederkerigheid” van elkaar te leren en samen kerk te zijn, „mede om bestaande spanningen te verminderen of op te lossen.”
Synodeleden zagen een eigen kerkverband als een aanklacht voor de eenheid van de CGK, een brevet van onvermogen. Ds. W. van ’t Spijker (Hilversum) vroeg zich echter af alles zo „spanningsloos” moet zijn. „We worden zo snel gekieteld door alles wat anders is dan we gewend zijn. Is dat laatste dan normatief?”
Commissierapporteur dr. D. J. Steensma (Veenwouden) benadrukte dat de spanningen rond zendingsgemeenten eerlijk onder ogen moeten worden gezien. „Daarom hebben we gezocht naar een tussenvorm. Je wilt recht doen aan het eigene van zendingsgemeenten, aan hun eigen cultuur. Er gebeuren ook positieve dingen in die gemeenten; er zijn niet alleen spanningen”, zo nam hij een al te negatieve indruk weg. De insteek van de commissie was om zendingsgemeenten meer ruimte te geven in het kerkverband.
Adviseur prof. dr. J. W. Maris zei dat het onmogelijk is om een eigen kerkverband voor deze zendingsgemeenten te scheppen, omdat de grondslag van de CGK de belijdenis is en niet een cultuur. Dat neemt niet weg dat deze zendingsgemeenten een uitdaging en opdracht voor de CGK vormen, aldus prof. Maris, waarbij hij vooral voor de classis een opdracht zag. Er is volgens hem vanuit de kerken helderheid nodig om ja en nee tegen deze gemeenten te zeggen en ook eventuele dwalingen te weerstaan, maar dan wel in een broederlijke sfeer.
Prof. dr. H. G. L. Peels is blij dat synodebreed de gedachte van een afzonderlijk kerkverband afgewezen werd, verwijzend naar de situatie van apartheid in Zuid-Afrika en de gevolgen voor de kerken aldaar. „We staan voor een nieuwe periode in ons kerkelijke leven en dat vraagt om in een gezond gereformeerd spoor verder te gaan.”
De CGK groeien weinig als gevolg van missionaire activiteiten, zo bleek uit het deputatenrapport evangelisatie. Een oproep tot verootmoediging is op zijn plaats, vinden deputaten. Ds. J. W. Schoonrewoerd (Sliedrecht) zag echter een tegenstrijdigheid dat deputaten enerzijds spreken over vruchten bij zendingsgemeenten en dat anderzijds erkend wordt dat het aantal toetreders nagenoeg nihil is. „Geldt de oproep voor verootmoediging ook niet onze eigen visie op evangelisatie? Is onze visie wel goed?”
De synode onderzoekt de mogelijkheid om de evangelisatiepost van Gent, nu een „wijkgemeente” van de gemeente van Barendrecht, te incorporeren in „een breder kerkelijk kader.” Dr. Steensma merkte op dat er een nieuwe situatie in Gent is ontstaan door de komst van een nieuwe evangelist. Ook wordt onderzocht of een deputaat evangelisatie als adviseur betrokken kan worden bij kerkvisitaties in zendingsgemeenten.
Ds. H. J. Th. Velema, voorzitter deputaten evangelisatie, benadrukte dat de problematiek van de zendingsgemeenten er gewoon is. „Dit werk brengt zijn eigen spanningen met zich mee.” Volgens hem is er is als gevolg van missionaire activiteiten wel aanwas van mensen die weer terug naar de kerk komen na een periode van kerkverlating, maar het blijft moeilijk om de onbereikten te bereiken, dat wil zeggen zij die helemaal geen kerkelijke achtergrond hebben gehad. „Deputaten willen kerken stimuleren juist deze groep te bereiken tot het moment wellicht is aangebroken om vast te stellen dat ze onbereikbaar zijn.”