DNA-onderzoek bewijst waarde
Het gebruik van DNA als gerechtelijk bewijsmateriaal om misdrijven op te lossen ontwikkelt zich in snel tempo. Bij de moordzaak in Sint Philipsland bewees de methode haar waarde. Voor het eerst in Nederland is na grootschalig DNA-onderzoek (onder tachtig mannen) een dader gevonden.
Volgens K. van der Beek van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) had de politie in deze zaak het voordeel dat zij een duidelijk DNA-spoor van de dader in de woning van het slachtoffer aantrof. „Qua techniek is dit dus niet echt een doorbraak, maar het is wel het eerste grootschalige DNA-onderzoek waarbij een dader is gevonden.”
In de moordzaak van Marianne Vaatstra uit Zwaagwesteinde en de Utrechtse serieverkrachter leidde de aanpak nog niet tot succes. Volgens Van der Beek komen DNA-onderzoeken waaraan tientallen of honderden potentiële verdachten meewerken ook in Engeland, Duitsland en Frankrijk voor.
Van der Beek beheert bij het NFI de DNA-databank, waarin profielen van 2532 personen en 6856 sporen zijn ondergebracht. Volgens het plaatsvervangend hoofd van de afdeling biologie is de opsporingstechniek de laatste jaren sterk verbeterd. „Vroeger was een hoeveelheid bloed ter grootte van een gulden nodig om een DNA-profiel te kunnen maken, nu is een speldenknopje genoeg.”
In sommige gevallen kunnen experts DNA-materiaal afnemen dat niet te zien is. „Op touw of plastic waarmee slachtoffers zijn vastgebonden, zit vaak celmateriaal dat te gebruiken is”, aldus Van der Beek.
Om de techniek te verfijnen zijn twee wetsvoorstellen in behandeling. Zo is het de bedoeling om veroordeelden ertoe te verplichten DNA-materiaal af te staan. Het tweede voorstel wil opsporingsdiensten meer bevoegdheden geven om op basis van een DNA-spoor gericht op haarkleur en oogkleur te zoeken naar verdachten van een misdrijf. De Tweede Kamer ging daarmee al akkoord, behandeling in de Eerste Kamer volgt begin mei.
Het NFI werkt ook samen met de universiteiten van Leiden en Rotterdam. Zo wordt er onderzoek gedaan naar het DNA van overleden personen om het tijdstip van overlijden, de doodsoorzaak en de leeftijd van het slachtoffer nauwkeuriger te kunnen vaststellen.