Op school moet stem van leerling worden gehoord
Kinderen moeten opgevoed worden tot zelfstandige en verantwoordelijke mensen, schrijven drs. Willemieke de Jong en drs. Bert Kalkman in reactie op drs. S. de Graaf-Bakker (RD 13-9). Dat gaat niet zonder ”leergedruis” op school.
S. de Graaf-Bakker pleit voor rust en structuur in het klaslokaal. Dat wordt vaker gehoord. Rust en structuur doen leerlingen goed; iedereen weet waar hij of zij aan toe is en er is de mogelijkheid geconcentreerd met activiteiten bezig te zijn. Wat De Graaf echter achterwege laat, is een antwoord op de vraag hoe leren en ontwikkeling binnen een ”leergedruisloos” klaslokaal vorm krijgen.
Suggereert haar kritiek op onderwijsvernieuwing, op het denken van pedagogen als Fröbel en Montessori en op het zogenaamde leergedruis een voorkeur voor onderwijsvormen waarbij leerlingen in de rol zitten van ”Zegt u maar wat we moeten doen?”. Dat zou strijden met de opdracht leerlingen op te voeden tot zelfstandige en verantwoordelijke mensen die een persoonlijke relatie met God hebben en geworteld zijn in het christelijk geloof.
Vanuit die basis weten ze hoe ze moeten staan in de wereld, dragen ze zorg voor de naaste en weten ze wat goed rentmeesterschap is. Dit moet thuis en op school geleerd worden. De school is zo oefenplaats om te leren hoe zelfstandigheid in denken en handelen in de christelijke traditie functioneert.
Deze oefening vraagt persoonlijke betrokkenheid van de leerlingen en dat bereiken we niet door hen in stilte lesjes te laten maken. Daarover zijn inmiddels voldoende onderzoeksgegevens bekend. Door die manier van leren wordt misschien wel veel (feiten)kennis opgedaan, wat niet onbelangrijk is; deze kennis hoort er ook bij en moet niet verdwijnen. Maar belangrijker is dat leerlingen er oog voor krijgen dat inhoud niet alleen bestaat uit feiten, maar ook persoonlijk en in opvoedende zin betekenis kan krijgen. Op die manier wordt er gezocht naar verbinding met de leefwereld van de leerling en naar mogelijkheden om de inhoud in het leven betekenis te geven.
Dan gaat het behalve om cognitieve en inhoudelijke doelen evenzeer om de ontwikkeling en vorming van de leerling. Hoe kan hij anders leren wat verantwoordelijkheid is en wat het dienen van God inhoudt? Dan gaat het om veel meer dan kennis alleen. Het is niet zo dat leerling dan alles zelf doet en bepaalt, integendeel. De leerling heeft de leraar nodig om zich te kunnen ontwikkelen en zo valt de persoonlijke leerweg samen met de levensweg. Vragen van leerlingen worden daarin serieus genomen. De leraar houdt het doel voor ogen en zal soms afremmen, verbieden of juist uitdagen, stimuleren of even loslaten.
Dat is niet nieuw. Het is een oude en beproefde methode waarbij de leraar zich soms op de achtergrond houdt in het belang van de ontwikkeling van zijn leerlingen. Door het meedoen en door het stellen van vragen leren de leerlingen niet alleen de inhoud, maar ook de gebruiken en inzettingen kennen, waaronder bijvoorbeeld morele en ethische afwegingen.
Er zijn verschillende manieren om dit vorm te geven in de praktijk van elke dag. Allereerst vraagt het om een zorgvuldig gekozen en voorbereide inhoud. De gebruikte werkvormen zijn geen trucs om de zinloosheid van de inhoud te verhullen. Werkvormen moeten eveneens zorgvuldig gekozen worden en bijdragen aan betrokkenheid en grondig leren. Het kan niet anders of het gesprek, al dan niet in kleine groepen, neemt hierbij een belangrijke plaats in en dat hoor je. Automatisme en consumentisme zijn hier echter niet aan de orde. Wie dat zegt, doet de leraar als vakman en de leerlingen in hun ontwikkelingsbehoefte tekort.
Rust, structuur en regels zullen niet verdwijnen. Ze zijn onmisbaar; juist om de aandacht van de leerling te richten op wat belangrijk is. Van negatief leergedruis of stille klaslokalen is echter geen sprake. In de school wordt de stem van de leerlingen gehoord. Gehoord, omdat ze spreken over wat hen inhoudelijk en persoonlijk bezighoudt. Gehoord ook door de leraar, voor wie dit een buitenkans is om zijn leerlingen voor te gaan en hun de weg te wijzen in de grote wereld en in die van het vak.
De auteurs zijn respectievelijk docent pedagogiek en lector bij Driestar Educatief.