Op zoek naar leven
De screensaver op mijn laptop is een afbeelding van de straling uit de kosmos die dit jaar door de Plancksatelliet is waargenomen. Het beeld is mede een bewijs dat het heelal een begin had. Wetenschappers dachten dat het altijd al had bestaan. De Amerikaanse astronoom Hubble leverde al in 1931 het bewijs voor een oerbegin, een big bang. Dat was wel even schrikken, want duidt een eerste begin op het bestaan van een Schepper? Ik zie die afbeelding op mijn laptop een teken van de almacht van God, Die het heelal uit het niets heeft geschapen (Psalm 19:2; schitterend getoonzet door Haydn in ”Die Schöpfung”).
Een even grote schrik was het toen men ontdekte dat de natuurconstanten exact waren afgestemd om leven mogelijk te maken. Als men van een evoluerend heelal uitgaat, kunnen bijvoorbeeld elementen als zuurstof en koolstof alleen zijn ontstaan wanneer de krachten die de atoomkern bijeenhouden op een bepaalde waarde zijn afgesteld. Is het heelal dan uniek? En geldt dat ook voor het leven op aarde? Het Darwinjaar ligt achter ons, maar de zoektocht naar hoe het leven ontstond, gaat onverdroten voort.
Het is verbijsterend hoeveel moeite men doet om aan te tonen dat leven niet uniek is, maar ‘gewoon’ vanzelf ontstaat. Men moet en zal dus ook elders in het heelal leven aantonen. Volgens Francis Crick, samen met James Watson de ontdekker van de DNA-structuur, is het onwaarschijnlijk dat leven op aarde spontaan ontstond. Daarom dacht hij aan „kosmische zaden”, die vanuit de ruimte het leven op aarde in gang hadden gezeten, panspermia geheten.
Langspeelplaat
De Italiaanse astronoom Schiaparelli meende al in 1877 ”canali” te zien op Mars. Ook de eerste Marsverkenners, de Mariners, zagen kanalen, naar men dacht veroorzaakt door stromend water, noodzakelijk voor leven zoals wij dat op aarde kennen. Graafrobots op Mars hebben nog steeds geen oervorm van leven kunnen aantonen. Een van de 63 manen van Jupiter, Europa, bevat waarschijnlijk zelfs tweemaal zo veel water als de aarde. Helaas is het daar bar koud; zo’n 200 graden onder nul. Omdat men op aarde bij onderzeese vulkanen bacteriën heeft ontdekt, hoopt men dat leven er wellicht toch gevonden kan worden bij vulkanische activiteit op een maan als Europa.
Een andere Amerikaanse astronoom, Carl Sagan, ontwierp een gouden langspeelplaat, die in 1977 met de Voyagercapsule de ruimte in werd geschoten, in de hoop dat elders intelligente wezens deze zouden gaan ontcijferen. Jammer genoeg staat de dichtstbijzijnde ster op 4,2 lichtjaar afstand (een lichtjaar is ongeveer 10.000 miljard kilometer), zodat we wel 50.000 jaar moeten wachten tot ons levensteken kan worden opgemerkt – als men daar dan tenminste wakker is. Sagan wilde niet zo lang wachten en stichtte daarom in de jaren 70 het SETI-instituut (Search for Extraterrestrial Intelligence, zoektocht naar buitenaardse intelligentie), waarbij men met radiotelescopen de hemel aftuurt of er wellicht ergens vandaan een intelligent levensteken in onze richting wordt uitgezonden. Het blijft nog steeds akelig stil.
Men wil nauwkeuriger zoeken waar zich mogelijk leven bevindt. Met grote telescopen als de Hubble en de vorig jaar gelanceerde Keplertelescoop is men, door de minimale bewegingen en veranderingen in de spectra van sterren te bepalen, indirect in staat geweest het bestaan van bijna 500 exoplaneten vast te stellen. De meeste daarvan zijn waarschijnlijk gasplaneten, groter dan Jupiter.
Miljarden planeten
In april ontdekte men in het spectrum van een verre planeet water. De Amerikaanse ruimtevaartorganisatie NASA wil de komende decennia nauwkeurig de aard van zulke exoplaneten gaan registreren. Daarbij is er heel wat werk aan de winkel als je bedenkt dat onze Melkweg alleen al 200 miljard sterren telt. Er moeten zich dus in het heelal, met zijn honderden miljarden stelsels van elk honderden miljarden sterren, honderden miljarden planeten bevinden. De hamvraag is uiteraard: is daar leven? En dan heb ik het nog niet eens over speculaties dat er andere universa bestaan naast het heelal waarin wij leven, of een hogerdimensionale werkelijkheid waarvan de onze slechts een doorsnede is.
Ook ik vind de beschreven ontdekkingen in de kosmos ongelooflijk boeiend. Wat zouden wij er graag achter komen hoe God onze werkelijkheid tot stand heeft gebracht! Ik was er echter net zo min bij als Job (Job 38:4). De screensaver op mijn laptop noopt tot grote bescheidenheid.
De afstand tot de dichtstbijzijnde ster (Alpha Centauri) is meer dan vier lichtjaar, en de afstand tot het dichtstbijzijnde sterrenstelsel, Andromeda, bedraagt 2,5 miljoen lichtjaar. Zou God er soms een bedoeling mee hebben gehad dat zelfs onze nabuursterren, laat staan sterrenstelsels, voor ons volslagen onbereikbaar zijn? Ik moet denken aan Psalm 115: „Aangaande de hemel, de hemel is des Heeren; maar de aarde heeft Hij de mensenkinderen gegeven.” Het laatste vers luidt: „Wij zullen de Heere loven van nu aan tot in eeuwigheid. Halleluja!” Ik word er stil van als ik bedenk dat de Schepper van hemel en aarde op dit puntje in de kosmos, dat aarde heet, voet aan de grond heeft gezet.
De auteur is emeritus hoogleraar medische informatica en oud-rector magnificus van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Reageer hier aan scribent.