Zorgen over opvang slachtoffers Haïti
DEN HAAG – De bouw van nieuw tijdelijk onderdak voor de slachtoffers van de aardbeving in Haïti op 12 januari verloopt te traag. Gebrek aan geld, technisch materiaal, ervaren mensen en een zwakke overheid zijn daarvan de belangrijkste oorzaak.
Dat stelt Tweede Kamerlid Voordewind (ChristenUnie) in een rapport dat hij na zijn bezoek aan Haïti opstelde en dat hij vanochtend aanbood aan de vaste Kamercommissie van buitenlandse zaken.
Eind vorige maand bezocht hij het getroffen land op uitnodiging van hulporganisaties Woord en Daad en ZOA-Vluchtelingenzorg. Voor deze krant hield hij een dagboek bij.
Hoewel de noodhulp goed is opgepakt, zitten nog steeds 1,3 miljoen Haïtianen in tentenkampen en zijn de puinhopen nog overal zichtbaar. Voordewind maakt zich zorgen over de onderkomens in de hoofdstad Port-au-Prince waarin ontheemde burgers bivakkeren. Orkanen en tropische stormen kunnen de tentenkampen treffen. Het Kamerlid schrijft dat de situatie tegelijkertijd veel mogelijkheden biedt. Reparatie van beschadigde woningen is namelijk veel goedkoper dan het realiseren van nieuw tijdelijk onderdak.
Voordewind signaleert dat veel hulporganisaties ervoor kiezen om buiten de Haïtiaanse overheid om te werken. Ze willen daarmee voorkomen dat de hulp onnodig vertraagt. Het Kamerlid meent echter dat het belangrijk is dat de nationale overheid de leiding heeft bij de wederopbouw. De internationale gemeenschap zou haar daarin moeten ondersteunen.
Hoewel er nog veel moet gebeuren in Haïti, ziet Voordwind ook lichtpuntjes. Zo zijn er geen grote uitbraken van epidemieën. Bovendien is er geen verslechtering van de veiligheidssituatie, vooral door de snelle manier waarop de Haïtianen –in de kampen en daarbuiten– zich hebben georganiseerd en de rust hebben bewaard. „In de publieke beeldvorming is dit onvoldoende doorgekomen”, meent het CU-Kamerlid.
Haïti is nog steeds grotendeels afhankelijk van voedselimport. Circa 30 procent van de kinderen is ondervoed.
Omdat driekwart van de Haïtianen direct of indirect afhankelijk is van de agrarische sector zou volgens Voordewind vooral moeten worden geïnvesteerd in de landbouw. Nederland zou daar volgens hem binnen EU-verband op moeten aandringen.