Onderzoeksraad onderzoekt ‘voorvallen’
DEN HAAG (ANP) – De Onderzoeksraad voor de Veiligheid heeft veel te danken aan Pieter van Vollenhoven. En omgekeerd. Dankzij zijn betrokkenheid en bemoeienis met veiligheid, vanaf het moment dat hij in 1975 werd benoemd tot adviseur van de minister van Verkeer en Waterstaat op het gebied van de verkeersveiligheid, heeft de jurist een maatschappelijke status verworven die verder reikt dan louter ‘de man van prinses Margriet’.
En mede dankzij zijn inzet en ijver beschikt Nederland sinds 1 februari 2005 over een professioneel onafhankelijk instituut, gemodelleerd naar de Amerikaanse National Transportation Safety Board (NTSB), met meer bevoegdheden en een breder werkterrein dan zijn voorloper de Raad voor de Transportveiligheid. Ook van die raad was Van Vollenhoven voorzitter.
De Onderzoeksraad doet onderzoek naar wat zij zelf ‘voorvallen’ noemt, een neutrale benaming voor rampen en ongelukken, waarbij vaak slachtoffers zijn te betreuren. Het onderzoek richt zich op de oorzaken van rampspoed op vrijwel alle terreinen, zoals luchtvaart, railverkeer, scheepvaart en gezondheid. Die aan het licht brengen, analyseren en voorstellen doen om tekortkomingen te verhelpen, dat is de missie van (nu nog) ‘de club van Van Vollenhoven’.
Wat de Onderzoeksraad niet doet, is schuldigen aan de schandpaal nagelen. Onderzoek naar schuld of aansprakelijkheid maakt nadrukkelijk geen deel uit van haar onderzoek. Het materiaal dat de Raad verzamelt, mag niet worden gebruikt als bewijs in strafrechtelijke, tuchtrechtelijke of civielrechtelijke procedures.
Dat neemt niet weg dat rapporten van de Onderzoeksraad grote impact kunnen hebben. Zo leidde het vernietigende rapport over de Schipholbrand in 2006 tot het aftreden van de toenmalige ministers van Justitie (Piet Hein Donner) en VROM (Sybilla Dekker).
Momenteel onderzoekt de Raad, die bestaat uit vijf vaste leden, onder meer de helikoptercrash in juni op de Maasvlakte, waarbij vier mensen omkwamen.