Opinie

Erfzonde

Prof. Bram van de Beek neemt morgen afscheid als hoogleraar aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Met name tijdens zijn periode aan de VU heeft Van de Beek de aandacht voor de kerkvaders bevorderd. Voor die aandacht zijn diverse redenen te geven. Eén ervan is al bij de kerkvader Augustinus te vinden. Dat feit onderstreept impliciet ook het belang van Van de Beeks interesse voor de theologie van de kerkvaders.

15 September 2010 08:01Gewijzigd op 14 November 2020 11:46

In Augustiniana (jaargang 60, 2010, aflevering 1-2) schrijft de Leuvense hoogleraar Mathijs Lamberigts over de manier waarop Augustinus in zijn debat met Julianus van Eclanum gebruikmaakte van geschriften van eerdere kerkvaders. Julianus was een prominente volgeling van Pelagius. Een van zijn kritiekpunten op Augustinus was dat deze een nieuwlichter zou zijn. Augustinus’ opvatting van de erfzonde zou door de kerkvader zelf zijn bedacht en dus een breuk vormen met de gangbare kerkelijke leer. Augustinus kon de beschuldiging van nieuwlichterij niet over zijn kant laten gaan.

In reactie op Julianus’ kritiek beriep hij zich vooral op de Bijbel, maar ook op eerdere kerkelijke schrijvers. In het boek ”Tegen Julianus” noemt Augustinus er diverse. Ambrosius was de belangrijkste. Hem noemen was onder andere zinvol omdat hij een Italiaan was. Voor Julianus, die als trotse Italiaan neerkeek op mensen uit Carthago, was Ambrosius een serieus te nemen getuige. Augustinus verwijst ook vaak naar de Afrikaanse kerkvader Cyprianus. Deze kerkvader was voor Augustinus om diverse redenen belangrijk. Hij was een auteur die bij Pelagius goede papieren had. En toen Cyprianus over de erfzonde schreef, had hij nog niet met het manicheïsme te maken. Daardoor verviel Julianus’ beschuldiging dat de erfzondeleer geïmporteerd was vanuit het manicheïsme.

In ”Tegen Julianus” citeerde Augustinus diverse Latijnse schrijvers, maar ook Griekse kerkvaders zoals Gregorius van Nazianze, Basilius de Grote en Johannes Chrysostomus. Dat Augustinus Chrysostomus veel aandacht gaf, zal er onder meer mee te maken hebben dat de pelagianen bijzonder veel met deze kerkvader ophadden.

Augustinus’ gebruik van de kerkvaders laat zien dat het historische argument, na de Bijbel, een belangrijke rol speelt bij het aantonen van de katholiciteit van het belijden. Augustinus citeerde kerkvaders om te laten zien dat hij geen nieuwe theologie aanhing, maar een leer verdedigde die in kerk allang erkend was. Die betekenis kan het historische argument nog steeds hebben. Lamberigts maakt daarnaast aannemelijk dat er bij de keuze van concrete auteurs ook tactische overwegingen hebben meegespeeld.

Als alle mensen zwaar door erfzonde beschadigd zijn, rijst de vraag of zij buiten Christus om nog wel tot deugd in staat zijn. Aan Augustinus wordt nogal eens de uitspraak toegeschreven dat de deugden van de heiden slechts ”blinkende zonden” zijn, maar die uitspraak is niet letterlijk in zijn werken terug te vinden. Toch zou Augustinus die uitspraak in feite wel gedaan kunnen hebben, schrijft Brett Gaul van Southwest Minnesote State University in Augustinian Studies (jaargang 40, aflevering 2, 2009).

Dat blijkt uit de werken ”Over de stad van God” en ”Tegen Julianus”. Hier schrijft Augustinus dat deugden die niet „op God betrokken” zijn in feite ondeugden zijn. In ”Tegen Julianus” betoogt Augustinus dat het kenmerkend voor deugden is dat ze een goed doel hebben. Dat wil zeggen dat ze „God dienen” en „vanuit het geloof” verricht worden. Als die gerichtheid op God en het geloof niet aanwezig zijn, zijn op zichzelf goede daden toch zonden. Augustinus lezen is een goed middel tegen zelfvoldaanheid over gedrag met een goede buitenkant.

Hoe moeten christenen staan in de hedendaagse cultuur? In het Scottish Bulletin of Evangelical Theology schrijft Richard J. Mouw, president van Fuller Theological Seminary, hierover. In de VS geldt H. Richard Niebuhrs boek ”Christ and Culture” als een belangrijk oriëntatiepunt. Maar theologen zoals John Howard Yoder en Stanley Hauerwas vinden dat Niebuhr gevaarlijk weinig afstand hield van de cultuur. „De hedendaagse verdedigers van de doopsgezinde positie in de ethiek vinden dat de weg van Jezus het enige referentiepunt moet zijn om onze patronen van christelijk discipelschap vorm te geven.” Hauerwas vindt bijvoorbeeld dat begrippen als vrede en rechtvaardigheid los van leven en dood van Jezus van Nazareth geen betekenis hebben. Dat gaat Mouw veel te ver. Hij pleit er terecht voor om ook vanuit de schepping te denken.

Aza Goudriaan is universitair docent aan de faculteit der godgeleerdheid van de Vrije Universiteit Amsterdam. Reageren aan scribent? focus@refdag.nl

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer