Kerk & religie

Een ereplaats voor Grutte Pier

Een aimabele neef bezorgt ons al enkele jaren een verrukkelijke boottocht over de Friese meren. Dit jaar deden we Sneek aan. In de historische Martinikerk, daterend van 1503, lagen de knipogen voor het grijpen, namelijk in een boekje van Tj. Boorsma over die kerk. Ik doe eerst maar een greep. Neem de hondenslager. Die was niet aan Sneek voorbehouden. Specifiek wordt wel vermeld dat hij met zijn stok ook „alle ordentelijkheden, geraas en gepraat” moest beletten. Hij moest de honden weren. Nu zou men in menige plaats overigens de honden welkom heten, waar zich namelijk het droeve feit voordoet dat er „geen hond” meer in de kerk komt.

Dr. ir. J. van der Graaf
13 September 2010 09:25Gewijzigd op 14 November 2020 11:45
Standbeeld van Grote Pier in Kimswerd. Foto Wikimedia Commons
Standbeeld van Grote Pier in Kimswerd. Foto Wikimedia Commons

En neem de koster. Hij moest ook geld ophalen voor „het beluiden der doden.” Bij „naluid” kregen de luiders „een vierendeel agt guldens bier”, dat in het huis van de koster moest worden opgedronken tegen „huisvestingskosten” van een daalder voor de koster.

En dan de zitplaatsen. Vóór 1756 huurden de kerkgangers een stukje vloer en zetten daar hun eigen stoel neer. Vanwege jaloezie, omdat de ene stoel hoger en breder was dan de andere, kwamen er „alle egale Nieuwe Stoelen”. Maar verschil moest er blijven. Er kwamen „bevelhebbersbanken” (voor zes hoplieden en zes vaandrigs), „magistraatsbanken” en „gildebanken”, met daartussenin „weeshuisbanken.”

Een klein zinnetje viel me op, namelijk dat Grutte Pier, ofwel Pier Gerlofs Donia, begraven ligt onder de fraaie magistraatsbank, die een lengte had van 12 meter en een breedte van minstens 1,20 meter. Grote Pier was aanvoerder van het rebellenleger De Arumer Zwarte Hoop, een groep „Gelderse Friezen”, die strijd voerden tegen de Hollanders.

Busken Huet schreef over hem: „Hij was een boom van een kerel, donker van gelaat, met een lange zwarte baard, van nature een ruw humorist, door omstandigheden in een wreedaard herschapen.” Met zijn ogen, „als kolen zo groot”, was hij angstaanjagend. De superlatieven over hem waren later niet van de lucht. Hij zou tussen duim en wijsvinger munten hebben kunnen buigen en kon een paard van 500 kilo op de schouders nemen. Op een dag was hij aan het ploegen. Vijf sterke mannen vroegen hem waar Grote Pier woonde. Hij pakte de ploeg bij het handvat, tilde hem op, wees naar de boerderij en zei: „Daar woont hij en hier staat hij.” Hij sloeg ze tegen de grond en zei: „Val.” De plek heet sindsdien vijfval. Met zijn stalen slagzwaard (2,15 meter lang en 6,6 kilo zwaar) kon hij meerdere lieden tegelijk de kop snellen.

Pier had niet direct de kenmerken van een vroom man. Vlak voor zijn dood vroeg hem een oude vijand waar hij heen ging. „Nae Myn Heer ta” (naar mijn Heer toe). Pier kreeg een ereplaats in de kerk. Het kan in de kerk soms vreemd toegaan. Alle rangen, standen en toestanden heeft de Martinikerk intussen overleefd. Ze staat er tot vandaag een monument in Sneek. Ds. Lucas Fockens (overleden in 1850), verwant aan Hendrik de Cock, zwichtte niet voor de aandrang van de afgescheiden „schipper Kramer” en bleef in de historische Martini.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer