Erfdeel
Mattheüs 25:46
„En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.” Tot hen die aan Zijn rechterhand zijn, zal Hij zeggen: „Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beërft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld.” Hier komt de Zoon des mensen als de Koning van het erfdeel dat Hij gekocht heeft door de dierbare prijs van Zijn bloed. Hij zegt dat Zijn erfdeel de gezegenden Zijns Vaders zijn. Dat zijn zij waarlijk vanwege de eeuwige verkiezing en krachtdadige roeping.
Geen wonder dat deze gezegenden des Vaders door de Zoon als hun heer en koning gelast werden om te komen met veel blijmoedigheid om het Koninkrijk te erven als een genadegift van God.
Al deze door Hem opgetelde werken van liefde en barmhartigheid moeten niet zo verstaan worden dat ze door Zijn heiligen zijn verricht, die ledematen van Zijn lichaam zijn. Deze zielen worden hier door Christus zalig genoemd en geprezen omdat ze Zijn minste broeders bijgestaan, getroost en verkwikt hadden toen ze krank waren. Ja, dat ze zich zelfs hunner banden niet geschaamd hebben, wanneer ze in de gevangenis geworpen werden. Ze waren met gevaar voor eigen leven hun helpers.
Johannes Barueth, predikant te Dordrecht
(”Het laatste oordeel”, 1752)