Ds. Visser over „de onverwoestbare Heidelberger”
Op een zondagavond loop ik naar mijn kantoor en zie licht branden in de ”chapel”. Alle christelijke denominaties delen deze ruimte, zodat het niet ongebruikelijk is dat mensen er een kaarsje aansteken, mediteren of bidden. Het is een van de weinige plekken op het kamp waar het vredig en stil is.
Ik heb er van tijd tot tijd wonderlijke ontmoetingen, in alle betekenissen van het woord. Zo komt een jongeman in burger geregeld de chapel binnen, om zich vol devotie neer te werpen voor de crucifix aan de wand. Een enkele keer wordt de ruimte gebruikt voor een vergadering, maar ook dan stormt de jongeman naar binnen en werpt zich op de knieën voor de gekruisigde Christusfiguur.
Op de bewuste zondagavond tref ik een Australische korporaal-verpleger en een Nederlandse soldaat in de chapel. De laatste heeft nog maar pas het Evangelie en de kracht ervan ontdekt. Indrukwekkend om te zien hoe de Australiër de Nederlander Bijbels onderwijs geeft. Ik kom erbij zitten en kan meteen aan de slag: Hoe zit het met verbond en doop? Wat geloven rooms-katholieken en protestanten? Hoe vind je een geschikte kerk in Nederland? Zo zijn er te midden van de vele ontmoetingen ook wat pareltjes, waarbij ik hoop van enig nut te mogen zijn voor het koninkrijk der hemelen.
Dan wordt per helikopter een gesneuvelde Australische militair binnengebracht. Helaas gebeurt dat meerdere keren per maand. Mijn Australische collega-predikant lijdt er zichtbaar onder. Na binnenkomst wordt het lichaam afgelegd door Australische en Nederlandse verpleegkundigen. Voor het mortuarium komt dag en nacht een erewacht te staan. Dan wordt op 16 augustus de zogenoemde ”ramp ceremony” gehouden. Het lichaam van de gesneuvelde wordt uitgeleide gedaan naar het vliegtuig dat het thuis zal brengen. Alle militairen vormen een erehaag waarlangs de rouwstoet trekt. Via de laadklep van het vliegtuig (in het Engels: ”ramp”, vandaar ”ramp ceremony”) wordt het lichaam aan boord gebracht.
Ook mijn collega’s en ik stellen ons op en worden afgemarcheerd naar een plaats langs de route van de rouwstoet. De aanwezigen staan langs de route opgesteld: links van ons het Afghaanse leger, rechts Australische militairen. De stoet nadert, met aan het hoofd de Australische ”chaplain”; een anglicaanse geestelijke in wit gewaad met rouwstola. De Australiërs zijn, net als de Nederlanders, over het algemeen geen trouwe kerkgangers, maar bij een gelegenheid als deze voert de chaplain in vol ornaat de stoet aan. Onze zielzorgers worden nog al eens geweerd bij Nederlandse rouwstoeten: Nederland is botseculier, Australië mildseculier.
Te midden van alle treurigheid denk ik aan de woorden van de onverwoestbare Heidelbergse Catechismus: „Wat is uw enige troost, beide in leven en sterven? Dat ik niet van mijzelf ben, maar van mijn trouwe Zaligmaker, Jezus Christus.” Amen, denk ik erachteraan.
Ds. P. L. D. Visser, krijgsmachtpredikant vanuit de Christelijke Gereformeerde Kerken, is eind juli uitgezonden naar Uruzgan. De komende maanden hoopt hij regelmatig een impressie te geven van zijn verblijf.