Opinie

Echte vrijheid: kiezen voor het goede

Willen christenen hun manier van denken aan anderen opleggen?

3 September 2010 19:31Gewijzigd op 14 November 2020 11:40
Ds. G. A. van den Brink. Foto RD
Ds. G. A. van den Brink. Foto RD

Aan de vooravond van de verkiezingen in juni vond een felle botsing plaats tussen Pechtold en Rouvoet, de lijsttrekkers van D66 en de Christenunie. Pech­told vertolkte het verschil tussen beiden als volgt: „Het verschil zit ‘m hierin, dat u vanuit uw geloof en ideologie het ook voor mij wilt regelen, terwijl D66 u de vrijheid geeft om het op uw manier te doen, maar mij de vrijheid geeft om mijn levenseinde te kiezen, om mijn samenlevingsvorm te kiezen en om mijn seksualiteit te kiezen en te praktiseren.”

Het is een heftig verwijt: christenen gunnen anderen hun vrijheid niet. Ze zijn erop uit iedereen in de samenleving hun eigen manier van denken op te leggen. En daar staat de welwillende tolerantie van de liberalen tegenover. Heeft Pechtold gelijk?

Het moderne denken neemt zijn uitgangspunt in de menselijke vrijheid. Daarom noemt het zich ook liberalisme (”liber” is het Latijnse woord voor vrij). Volgens de liberalen is vrijheid de hoogste morele norm die er bestaat. Alle andere normen en waarden moeten eraan ondergeschikt zijn. Er is maar één grens aan mijn eigen vrijheid: de vrijheid van anderen. Ik ben vrij te kiezen wat ik wil en te doen wat ik begeer, zolang ik de vrijheid van anderen maar niet schend.

De taak van de overheid is beperkt, aldus Pechtold. Deze bestaat slechts hierin dat ze de vrijheid van alle afzonderlijke individuen garandeert. De overheid komt niet in de spreekkamer van de dokter om mee te praten over een abortus. De overheid zit niet aan een sterfbed om euthanasie af te keuren. Christenen daarentegen dringen (aldus D66) hun eigen visie aan anderen op. Zij willen met hun morele opvattingen over abortus, homoseksualiteit en euthanasie de vrijheid van anderen beperken. Pechtold sloot het debat af met de zin: „Ik geef u uw vrijheid, geeft u mij de mijne…”

Wat valt hierop te zeggen? De kernvraag moet zijn wat vrijheid eigenlijk is. Je zou het zo kunnen zeggen: het liberalisme wil een samenleving waarin iedereen vrij is om te kiezen. Het christendom wil een samenleving waarin iedereen vrij is om het goede te kiezen. In de liberale visie ben je pas vrij als ook het kwade een keuzemogelijkheid is, in de christelijke visie is er vrijheid als je het goede kunt kiezen. Laat ik het verschil uitwerken in een viertal punten.

Traphekje

1. De liberale visie op vrijheid is onhoudbaar. Praktisch bezien is het bizar om te denken dat het niet uitmaakt wat ik kies, als ik maar de vrijheid heb om te kiezen. Wil ik levend zijn of dood? Wil ik homo zijn of hetero? Wil ik wel of geen abortus plegen? Het zou onzin zijn als het feit dát ik kies, belangrijker is dan wát ik kies. Zo gaan we ook niet om met andere zaken: we plaatsen een traphekje in huis, de brandweer stuurt mensen weg die te dicht bij de brand komen. Waarom zou iemand de vrijheid moeten hebben om van de trap te vallen of de vrijheid om te verbranden?

2. Vrijheid is niet vanzelfsprekend de hoogste morele norm. Waarom zou vrijheid belangrijker zijn dan rechtvaardigheid? Het feit dat we als samenleving mensen soms straffen door ze van hun vrijheid te beroven, geeft al aan dat we dan een rechtvaardige straf belangrijker vinden dan vrijheid. Een echte liberaal zou de gevangenis moeten verbieden: als vrijheid de hoogste waarde is, is vrijheidsberoving nooit gelegitimeerd. Een strikt doorgevoerde liberale duiding van vrijheid leidt tot chaos en wanorde.

3. Christenen zijn ook voor vrijheid, maar zij zien vrijheid niet als doel op zichzelf. Keuzevrijheid is nodig als middel tot een doel, als middel om het goede te kiezen. En wat het goede is, beslis ik niet zelf. Het goede bestaat, onafhankelijk van mijn eigen keuze. Er is een morele orde en structuur in deze werkelijkheid die bepaalt of mijn keuzes goed zijn of slecht. Het liberalisme zegt: mijn keuze is goed als ik in vrijheid heb gekozen. Maar het christelijke geloof draait het om: mijn keuze is vrij als ik het goede kies. De keuze voor het slechte ontneemt mij mijn vrijheid. Het doen van zonden is als een moeras: hoe meer je je erin beweegt, hoe dieper je wegzakt. Daarom moeten er hekken worden geplaatst.

Het liberalisme werpt tegen dat je pas vrij bent als je kunt kiezen uit goed en kwaad. Maar volgens het christelijke vrijheidsbegrip zijn de twee opties: het goede kiezen, of: niet kiezen. Een voorbeeld: de enige manier om op de zolder van mijn huis te komen, is via de trap. Toch kies ik vrijelijk voor de trap als middel om op zolder te komen. Ik heb immers ook de optie om níét naar de zolder te gaan. De optie om via de regenpijp op zolder te komen, heb ik helemaal niet nodig om vrijelijk voor de trap te kunnen kiezen.

Cirkelredenering

4. Er is natuurlijk verschil tussen wat mensen persoonlijk doen, en de taak van de overheid. De overheid zal zich terughoudend opstellen en de gewetensvrijheid van de burgers respecteren. Maar (en dat is de kernzaak): het publieke domein is niet moreel neutraal. Pechtold vindt dat de overheid niets meer hoeft te doen dan de vrije keuzen van de burgers te faciliteren, en dat dit kan zonder zelf morele keuzen te maken. Dat is echter onmogelijk. De overheid waarborgt de vrijheid van de burgers niet door het kwade toe te staan, maar door het te verbieden!

De praktische moeilijkheid is dat beide visies op vrijheid elkaar uitsluiten. Christelijke vrijheid floreert als je het goede aanprijst en het slechte verbiedt. Maar in het liberalisme ben je pas vrij als je de mogelijkheid hebt voor het slechte te kiezen. De kritiek van Pech­told dat het christelijke denken mensen van hun vrijheid berooft, geldt alleen als je al uitgaat van de liberale visie op vrijheid. Hij gebruikt dus een cirkelredenering. Vanuit het christelijke denken is Pechtold juist heel intolerant. Hij bevordert dat mensen hun vrijheid verliezen, omdat hij ze niet wil beschermen tegen het kwade.

Het menselijke hart voelt zich aangetrokken tot de liberale visie. Het lijkt ons heel mooi om de vrijheid te hebben om het slechte (de zonde) te kiezen. Misschien dat het argument van Pechtold daarom zo overtuigend lijkt. Maar als de Geest van God ons hart verandert, gaan we zien wat echte vrijheid is: het vrije leven overeenkomstig Gods goede geboden. Dan begrijpen we de uitspraak van de Heere Jezus (Joh. 8:36): „Indien de Zoon u vrijgemaakt heeft, zo zult gij waarlijk vrij zijn.”

Auteur: ds. G. A. van den Brink, hersteld hervormd predikant te Kralingseveer.

Heeft u een vraag voor deze rubriek of wilt u reageren? weerwoord@refdag.nl


Verder lezen over dit onderwerp:

  • Tim Keller, In alle redelijkheid, Christelijk geloof voor welwillende sceptici (Franeker: Wever 2008); vooral hoofdstuk 3: “Het christendom is een dwangbuis”.

  • W.J. van Asselt (e.a.), Reformed Thought on Freedom (Grand Rapids: Baker Academic 2010).

  • E. Dekker & H. Veldhuis, “De menselijke vrijheid. Een systematische analyse”, Nederlands Theologisch Tijdschrift 47 (1993), 119-127.

  • Bekijk hier het debat tussen Pechtold en Rouvoet.

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer