Kerk & religie

Gelovige heeft ook claim op kennis

HEVERLEE – In de huidige westerse cultuur is iemand die gelooft irrationeel, niet-wetenschappelijk. Kennis van de Amerikaanse christenfilosoof Alvin Plantinga kan daarin een tegengeluid geven, vindt dr. Ralf-Thomas Klein. „Hij heeft in de loop van zijn leven steeds scherper geleerd dat geloof kennis is en niet alleen een voor waar houden.”

Klaas van der Zwaag
3 September 2010 09:55Gewijzigd op 14 November 2020 11:39
Dr. Klein: „De situatie van veel gelovigen is dat zij God hebben ontmoet en ervaren, maar er geen argumenten voor kunnen aandragen. Juist het denken van Plantinga kan hun meer zekerheid geven.”	Foto RD
Dr. Klein: „De situatie van veel gelovigen is dat zij God hebben ontmoet en ervaren, maar er geen argumenten voor kunnen aandragen. Juist het denken van Plantinga kan hun meer zekerheid geven.” Foto RD

Klein (51) promoveerde deze week aan de Evangelische Theologische Faculteit (ETF) in Heverlee (Leuven) op Alvin Plantinga (1932), een van de meest vooraanstaande christenfilosofen ter wereld. Naast zijn werk als leraar Latijn aan een gymnasium in Münzenberg is hij erin geslaagd een grondige studie te schrijven waarvoor hij deze week de onderscheiding summa cum laude (de hoogste lof) ontving, een opmerkelijk feit in de geschiedenis van de ETF.

In zijn proefschrift ”Können christliche Glaubensüberzeugungen Wissen sein? Der Beitrag Alvin Plantingas zur Bestimmung des epistemischen Status von christlichen Glaubensüberzeugungen” zet Klein uiteen hoe het denken van Plantinga zich heeft ontwikkeld in de verschillende perioden van zijn leven.

Plantinga definieert kennis als een ”gerechtvaardigde, ware” overtuiging. Hij argumenteert vanuit een model dat hij het ”Aquino-Calvijnmodel” noemt. Klein: „Dit behelst dat in de mens een besef van God leeft, wat oude theologen, zoals Thomas van Aquino en Calvijn, leren met de term ”sensus divinitatis”. Hierdoor kan de mens de openbaring opvangen. Deze religieuze gerichtheid is door de zonde wel aangetast, maar wordt door de Heilige Geest gecorrigeerd en hersteld”, aldus Klein.

Het werk van de Heilige Geest is onmisbaar in de totstandkoming van het geloof als kennis, zo typeert Klein het denken van Plantinga. „Het is de Geest Die tot vorming van specifieke christelijke overtuigingen leidt. Maar die invloed speelt zich bij Plantinga vooral af op het punt van de kennis. Plantinga hoor je nauwelijks spreken over de existentiële kant van het geloof, de wisselwerking tussen geloof en leven.

Plantinga heeft de kritiek gekregen dat hij het geloof te rationeel zou opvatten. Dat is echter niet terecht. Het element van goddelijke zelfopenbaring aan de mens wordt door hem wel erkend, maar niet verder uitgewerkt. Hij blijft de nadruk leggen op het kennisaspect van het geloof.”

Een beperking van Plantinga is wel dat hij zich niet uitspreekt over de waarheid van het christendom. „Plantinga zegt dat zijn kennismodel waar is, vooropgesteld dat het christelijk geloof inhoudelijk waar is. Voor dat laatste wil hij geen argumenten aanleveren. Dat onderscheidt hem van iemand als de christenfilosoof Richard Swinburne, die wel inhoudelijke argumenten aandraagt over bijvoorbeeld het bestaan van God.”

Plantinga en Swinburne zouden elkaar hier kunnen aanvullen. Klein: „Hier ligt ook de relevantie van Plantinga. In onze tijd wordt geloof weggezet als iets subjectiefs, zonder duidelijke kennis. Plantinga leert juist dat kennis wezenlijk is voor het geloof. Toen hij in de jaren zestig een rationele rechtvaardiging van het theïsme leerde, juist in een antimetafysische tijd, sloeg dat in als een bom.”

Klein vraagt wel meer aandacht voor de rol van de menselijke wil. „Bij Plantinga wordt die niet ontkend, maar zij speelt geen belangrijke rol. Ik denk dat de mens iets waar vindt als hij ervoor openstaat. Dat geldt ook het bestaan van God. Ik kan openstaan voor God, maar ik kan mij er ook voor toesluiten. De wil spreekt dan een belangrijke rol in het ontstaan van geloofsovertuigingen, belangrijker dan bij Plantinga het geval is.”

De rol van de wil is ook in het debat met atheïsten van belang, zegt Klein. „Ik heb eens een gesprek gehad met een atheïstische wetenschapper over God. Ik zei tegen hem: „Als ik God bewijzen zou, zou je dan in Hem geloven?” „Nee”, zei hij, „ik vind het onacceptabel dat er iemand boven mijzelf zou staan.” Dat is natuurlijk niet de redenering van alle atheïsten, maar het geeft wel aan dat iemand zich willens kan afsluiten voor de waarheid.”

Klein hoopt dat zijn boek christenen een hart onder de riem steekt. „De situatie van vele gelovigen is dat zij God hebben ontmoet en ervaren maar er geen argumenten voor kunnen aandragen. Juist het denken van Plantinga kan hun meer zekerheid geven. Plantinga is een filosoof die wereldwijd gerespecteerd wordt, ook in niet-christelijke kringen. Dank zij zijn invloed wordt het christelijk geloof weer serieus genomen in de academische wereld. Dat gebeurt in Duitsland helaas nog niet. Ik hoop dat mijn boek hierin een doorbraak mag zijn.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer