Wilders, pragmatische populist
Nadat hij in 1998 in de Tweede Kamer kwam, vond Geert Wilders altijd wel een manier om de aandacht op zich te vestigen. In zijn dinsdag verschenen ”Tovenaarsleerling” beschrijft hoogleraar politieke theorie dr. M. Fennema hoe wetstechnisch medewerker Wilders van de Sociale Verzekeringsraad kon uitgroeien tot het enfant terrible van de Nederlandse politiek.
Ik wens u veel succes. Met die woorden, plus een ferme handdruk, heet fractievoorzitter Bolkestein Wilders in 1990 welkom als beleidsmedewerker van de VVD. Het is in de nadagen van het derde kabinet-Lubbers. Bolkestein opent in diverse opiniestukken en speeches de aanval op het ideaal van de multiculturele samenleving en het Nederlandse asielbeleid.
Tijdens zijn sollicitatiegesprek maakt Wilders grote indruk op de VVD’ers Bolkestein en Linschoten door de manier waarop hij zijn werkgever, de Sociale Verzekeringsraad, hekelt, zo schrijft Fennema. De bankwereld misbruikt de WAO om van overtollig geworden medewerkers af te komen, aldus Wilders, en de corporatische Sociale Verzekeringsraad kijkt toe.
Als kersvers beleidsmedewerker reist Wilders veelvuldig naar het Midden-Oosten, waarbij een bezoek aan Irak eindigt in een hachelijk avontuur. Op een opleidingsinstituut voor diplomaten en officieren leest de VVD-beleidsmedewerker Iran de les, waarna het Nederlandse ambassadepersoneel hem vliegensvlug op het eerste vliegtuig naar Turkije zet. Daar aangekomen kust hij de grond. Als ware hij de paus, aldus Fennema.
Dankzij de ruime verkiezingszege die Bolkestein behaalt, belandt Wilders in 1998 bijna in de Tweede Kamer. Helemaal als VVD’er Hans van Baalen zijn zetel moet prijsgeven wegens vermeende nazisympathieën in zijn pubertijd.
De media ontdekken algauw zijn scheldkanonnades. Nederland is „de dorpsgek van Europa”, de WAO „de stuurloze mammoettanker die afvaart op een zandbank.” Maar er is meer. Om de door de PvdA opgeworpen blokkade rond de WAO-hervorming te omzeilen, sluit Wilders in de Kamer behendig een deal met Kamerlid Bijleveld (CDA), tot grote woede van zijn voormalige mentor Hoogervorst, dan staatssecretaris in Kok II.
Het aanwijzen van Dijkstal als opvolger van de naar Europa vertrokken Bolkestein bekomt de VVD slecht. Anders dan Bolkestein positioneert Dijkstal de VVD in het politieke midden. Wilders wil de VVD naar rechts trekken, maar heeft in de fractie nog te weinig gewicht. Machteloos ziet hij toe hoe Fortuyn postuum een monsterzege behaalt met een agenda die voor een belangrijk deel aan die van Bolkestein is ontleend.
Zijn pleidooi om de koers te verleggen versterkt Wilders’ positie in de VVD. Op de kandidatenlijst voor de Tweede Kamerverkiezingen in 2003 staat hij op de veertiende plaats. Hij steunt de kandidatuur van Van Aartsen als lijsttrekker, in de hoop dat deze de oude lijn-Bolkestein weer oppakt. Deels gebeurt dat, al is het vooral Ayaan Hirsi Ali die als protegee van Van Aartsen de ruimte krijgt voor haar aanvallen op de islam.
In april 2003 publiceert ze met Wilders haar oproep voor een liberale jihad, inclusief het pleidooi om artikel 23 uit de Grondwet te halen. Dat moet de oprichting van islamitische scholen door moslims tegengaan.
Een echte doorbijter vindt Wilders Van Aartsen echter niet. In een beroemd geworden interview in het blad HP/De Tijd („ik lust ze rauw, die hoofddoekjes”) in februari 2004 zoekt hij de confrontatie met Van Aartsen en de rest van de fractie, die hij als „grijze muizen” ziet.
In juni 2004 vraagt de Limburgse VVD-afdeling Wilders een discussiestuk op papier te zetten. Dat wordt het samen met Tweede Kamerlid Oplaat geschreven ”RECHT(S) op je doel af”, dat Wilders, zo reconstrueert Fennema, strategisch laat lekken naar De Telegraaf. Hete hangijzers zijn de strengere straffen voor criminelen, het uitzetten van radicale imams en het weren van Turkije als lid van de Europese Unie. Het laatste punt leidt in september 2004 tot een breuk tussen Wilders en de VVD.
Als onafhankelijk Kamerlid ontpopt Wilders zich vooral als populist, aldus Fennema. De teloorgang van de Nederlandse veiligheid en vrijheid was niet meer het gevolg van internationale economische en politieke ontwikkelingen waarop nationale regeringen maar in beperkte mate een antwoord hadden. Het was de politieke elite die de unieke Nederlandse erfenis verkwanselde „door incompetentie en een opzettelijke beperking van de volksinvloed.”
Fennema krijgt bij deze analyse bijval van de Leidse politicoloog dr. K. Vossen, die in het Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 2008 een hoofdstuk schrijft over de ideologische ontwikkeling van Wilders. Beiden beschrijven hoe Wilders zich in toenemende mate met ruw en onparlementair taalgebruik opwerpt als de stem des volks.
Na zijn verkiezingsoverwinning in 2006 volgden de radicale voorstellen van PVV-voorman Wilders elkaar in rap tempo op. Bekend voorbeeld is het vervangen van artikel 1 van de Grondwet door een artikel waarin de joods-christelijke, humanistische traditie wordt genoemd.
Wilders verbreedt ook zijn agenda. Hij fulmineert tegen het bestuur van de Antillen, tegen het koningshuis, zeker nadat de koningin in een kersttoespraak in verkapte bewoordingen zijn ideologie bekritiseert, tegen de files en de hoge belastingen. Op sociaaleconomisch terrein maakt hij een ommezwaai naar links.
Speerpunt in Wilders’ optreden is en blijft echter zijn kruistocht tegen de islam, waarbij het onderscheid tussen een gematigde en een extreme islam dat hij aanvankelijk nog maakte, gaandeweg vervaagt. In 2008 is er commotie rond zijn film ”Fitna”. Daarvoor, in de maanden augustus en september 2007, laat Wilders van zich horen met een pleidooi voor een Koranverbod. Samen met de ex-moslim Ehsan Jami leest hij Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding Joustra, die islamcritici had opgeroepen hun toon te matigen, de les. „Als wij nu niet optreden tegen de vergaande islamisering van Nederland, herleven de jaren dertig van de vorige eeuw. Alleen was het toen Hitler en nu Mohammed”, aldus de twee.
Een nieuw markeringspunt, constateren Fennema en Vossen. De islam is vanaf dat moment niet alleen maar een achterlijke woestijngodsdienst in Wilders’ ogen, maar het absolute kwaad, net zoals het fascisme en het communisme dat volgens sommigen waren in de vorige eeuw.
Hoe een politicus die zo exclusief zijn pijlen richt op een bepaalde bevolkingsgroep en daarbij de grenzen van de wet opzoekt zich in vrij korte tijd zo populair kan maken, is in de politicologie een veelgehoorde vraag. In een land als Nederland, waar nog altijd vlug wordt verwezen naar de Tweede Wereldoorlog en de deportaties van Joden, gaat dat niet vanzelf. Ook de strenge sociale controle op aanhangers van rechts-populistische partijen, soms zelfs gevolgd door ontslag, en een actieve rechter die Janmaat en de CP’86 aan de ketting legde, spelen een rol.
Fennema benadrukt ter verklaring vooral het gewiekste, van Bolkestein afgekeken, spel van Wilders, zoals dat tot uiting kwam in de manier waarop hij het Nederlandse anti-Europagevoel wist uit te buiten. Wilders’ verwijzingen naar de Tweede Wereldoorlog noemt Fennema ijzersterk. Door de gevaren van de islam gelijk te stellen aan die van het nazisme sloeg hij extreem links de wapens uit handen. Een meesterzet, aldus Fennema.
Net als Vossen benadrukt hij hoe Wilders weigert aansluiting te zoeken met extreem rechtse partijen in Europa, de Deense Volkspartij uitgezonderd. Zijn geestverwanten zitten vooral in Israël en de VS. „De gerichtheid op de VS en Israël weerlegt mogelijke associaties met de Tweede Wereldoorlog die een eventuele oriëntatie van de PVV op Belgische, Franse, Oostenrijkse en Duitse partijen met zich mee had kunnen brengen”, schrijft Vossen.
Tel daarbij op dat Wilders zich sterk maakt voor libertijnse ‘verworvenheden’ zoals euthanasie en de emancipatie van homoseksuelen en het is volgens Vossen duidelijk; Wilders heeft zijn nationaal-populisme weten uit te tillen „boven louter xenofobie, kleingeestigheid en rancune die in Nederland met extreem-rechts in verband wordt gebracht.”
Het lijkt er dus op dat Wilders zijn eigen versie van het populisme heeft gecreëerd; iets wat zijn program in de woorden van Vossen voor Nederland „verteerbaar” maakt. In combinatie met zijn gewiekste optreden zal het ervoor zorgen dat Wilders de gemoederen in de Nederlandse politiek nog wel een tijdje bezighoudt.
Geert Wilders. Tovenaarsleerling, Meindert Fennema; uitg. Prometheus/Bert Bakker, Amsterdam, 2010; ISBN 9789035135345; 288 blz.; € 19,95.