Zuil verdwijnt, maar niet door uitholling of aanvallen van buiten
De reformatorische zuil zal verdwijnen, maar niet door innerlijke uitholling of aanvallen van buiten, stelt drs. Riek Lock-Hasselaar. In een moderne netwerksamenleving zijn andere organisatievormen nodig. Elkaar de maat nemen of vijandbeelden creëren helpen daar niet bij.
In Terdege van 18 augustus (zie ook RD 16-8) stelt ds. W. Visscher dat hij verwacht dat „de komende tien jaar de complete zuil eruit wordt geschoten door de seculiere overheid.” Gezin en kerk zullen dan overblijven om „onze mensen en onze kinderen” toe te rusten voor het staan in een samenleving die in het publieke domein geen ruimte meer biedt voor orthodox-christelijke opvattingen. Maar ons hoofdprobleem is volgens hem niet de heidense omgeving, maar „de innerlijke uitholling, het doorvretende materialisme.”
Vanuit een cultureel antropologische visie valt in de redenering van ds. Visscher op dat de groep het uitgangspunt is en dat die zowel bij elkaar wordt gehouden door een vijandbeeld te schetsen van de buitenwereld als innerlijk wordt verdeeld doordat hij zich ook tegen de eigen kring richt. Het toerusten van „onze mensen en onze kinderen” wordt zo lastig. Want heb je eenmaal een vijandbeeld ontwikkeld, dan is open communicatie met de ‘tegenpartij’ tot mislukken gedoemd, terwijl die juist cruciaal is.
”Innerlijke uitholling” is ook te duiden als de overgang van een homogene groepscultuur naar een cultuur waarin het individu meer centraal staat. Door de onderlinge verschillen voldoen uniforme en voor iedereen geldende regels niet meer. In onze mondiale multiculturele netwerksamenleving zullen mensen, al dan niet noodgedwongen, steeds meer persoonlijke keuzes maken. Want de verschillende contexten waarin individuen leven en werken en de verschillende rollen die ze daarbinnen vervullen, vragen om maatwerk.
Ik deel de visie van ds. Visscher dat de eigen kring in zijn huidige vorm zal verdwijnen. Maar de (mini)zuil van de gereformeerde gezindte verdwijnt niet omdat er van buitenaf of van binnenuit aanvallen worden gedaan op orthodox-christelijke opvattingen, maar omdat er een netwerksamenleving ontstaat die vraagt om andere organisatievormen. Het gedachtegoed en de uiting daarvan in de dagelijkse praktijk blijven voortbestaan, maar de vorm zal er wel anders uitzien.
Zuilorganisaties zijn hiërarchisch georganiseerd en erop gericht zich te profileren en te positioneren. Leiderschap richt zich op de grenzen en de macht. De regels bepalen wie er wel of niet bij hoort. Netwerkorganisaties daarentegen zijn op basis van rollen georganiseerd en erop gericht te participeren en te verbinden. Leiderschap richt zich dan op de kern, want daar worden de (kern)waarden van de organisatie geborgd. Dit kan alleen als dat met gezag wordt vormgegeven en uitgedragen. De waarden fungeren als kader en toetssteen binnen de verschillende samenwerkingsverbanden in het netwerk. Elk samenwerkingsverband brengt de waarden in rapport met de eigen werkomgeving.
In een organisatie binnen de zuil die de overgang maakt naar een netwerkorganisatie betekent goed leiderschap vooral het aanbieden van een helder kader. Goed volgerschap bestaat uit positief-kritisch bevragen, (pro)actief meedenken en er vanuit een intrinsieke motivatie voor gaan. In een netwerkomgeving werken afdwingen en blindelings volgen niet. Het leiderschap is immer niet altijd en overal in het netwerk aanwezig. De volgers kiezen daarom binnen het gegeven kader hun weg door eigen beslissingen te nemen. Dat vraagt voortdurend om het gesprek en open communicatie. Ook met seculieren buiten en ruimdenkenden binnen eigen kring.
Zo’n gesprek zal dan minder over de buitenkant (grenzen/regels) en meer over de binnenkant (kern/waarden) gaan. Met elkaar richting zoeken en positie kiezen in het ingewikkelde netwerk. Dit vraagt veel van leiders, want ze moeten niet alleen hun organisatie, maar ook zichzelf in een nieuwe context opnieuw ‘uitvinden’ en het gedachtegoed binnen steeds wisselende omstandigheden herijken.
Dat is niet nieuw, zelfs niet binnen de kerk. Belijden we ons geloof niet elke zondag met de kerk van alle tijden en plaatsen? Wie de kerk over de grens kent, weet dat dit belijden over de hele wereld ”eigenplaatselijk” wordt ingevuld.
Door de internationalisering zijn we wereldburgers geworden en dit daagt de gereformeerde gezindte uit om zich vanuit mondiaal perspectief met anderen te verbinden zonder de eigen identiteit op te geven. Dat vraagt om persoonlijke toerusting vanuit een nieuwe benaderingswijze, want van iedereen wordt nu verwacht de persoonlijke keuzes te kunnen verantwoorden.
Een vijandbeeld werkt niet, zich achter de groep verschuilen kan niet en het heeft ook geen zin elkaar binnen de zuil de maat te nemen. We kunnen beter in de spiegel kijken en onze maat verbinden met die van de wereld.
De auteur is organisatieantropoloog.