Onderwijs: groter is niet altijd beter
Een halve eeuw geleden was mijn vader directeur van een lagere landbouwschool. Hier konden jongens zich aansluitend aan de lagere school vier jaar lang bekwamen in verschillende aspecten van het landbouwbedrijf en een lange zomervakantie stelde hen in staat om het volgen van dit onderwijs te combineren met het leveren van een bijdrage aan het reilen en zeilen van het ouderlijk bedrijf. Het was een schooltype dat de tand des tijds niet heeft doorstaan.
Op de fiets
De neergang ervan heb ik vrij bewust meegemaakt. Ik herinner me de jaarlijkse spanning rond het aantal nieuwe inschrijvingen. Dit liep van jaar tot jaar terug, ondanks alle inspanningen die mijn vader zich getroostte om leerlingen te werven. Als hij maar ook het minste idee had dat er misschien ergens een leerling viel te strikken, stapte hij op de fiets om de desbetreffende ouders de aan het volgen van het landbouwonderwijs verbonden voordelen onder ogen te brengen.
Ondanks al zijn inspanningen moest de school uiteindelijk worden opgeheven. Op de plaats ervan staat nu een nevenvestiging van een grote reformatorische scholengemeenschap waarin in elke klas meer leerlingen zitten dan de school van mijn vader ooit heeft mogen tellen.
Markt
Aanleiding tot deze terugblik is de huidige gang van zaken rond de werving van leerlingen en studenten. Bij het begin van het nieuwe school- respectievelijk studiejaar tellen de instellingen hun aantal nieuwe inschrijvingen en evalueren zij hun succes op de markt van het aanbod van onderwijs. Tevoren zijn kosten noch moeite gespaard om leerlingen of studenten te lokken; in opvallende advertenties en fraai vormgegeven folders brengen de diverse onderwijsinstellingen hun studierichtingen die soms prijken met modieuze en aanlokkelijke namen zoals ”Greenport, Bussiness & Retail” of ”Plattelandsvernieuwing” onder de aandacht.
Soms wordt zelfs het bruisende uitgaansleven in de plaats van vestiging als een reden voor het maken van een keuze aangevoerd.
Hoe meer hoe beter, is het leidend principe. Cijfers over de instroom van nieuwe eerstejaars worden onderling vergeleken en wie de meeste vissen heeft gevangen, is het meest succesvol.
Verenigbaar
Het is de vraag of deze marktgerichte benadering verenigbaar is met de primaire doelstelling van een onderwijsinstelling. Het gaat toch niet om het binnenhalen van veel leerlingen, maar om het geven van goed onderwijs? Het lijkt er soms op dat er meer energie wordt besteed aan het lokken van studenten dan aan het onderwijs als zodanig.
De recente ophef rond diplomafraude op sommige hbo-instellingen en het grote aantal eerstejaars dat afhaakt omdat de studie hen niet datgene bracht wat men ervan had verwacht, spreken boekdelen.
Kennelijk wordt er geëtaleerd met mooie vlaggen die de lading niet dekken waardoor studenten niet weten waarvoor ze zich inschrijven en worden gebrekkige onderwijsresultaten verdoezeld door studenten alternatieve opdrachten te geven zodat via een omweg alsnog een diploma kan worden uitgereikt.
Goed onderwijs betekent niet het ten koste van alles zo groot mogelijk willen zijn. Het betekent jonge mensen de kennis en vaardigheden bijbrengen die hen in staat stellen zich te ontwikkelen en hen te vormen tot mensen die in de maatschappij een nuttige en zinvolle bijdrage kunnen leveren. Aan welke van deze twee doelstellingen voorrang dient te worden gegeven, is niet altijd goed aan te geven. Mensen met een meer praktische inslag zullen de tweede doelstelling verkiezen boven de eerste, anderen zullen de mening zijn toegedaan dat nadruk op de eerste doelstelling de tweede niet in de weg hoeft te staan. Voor allebei is iets te zeggen.
Strak
Het maakt misschien ook niet zo veel uit omdat in beide benaderingen het onderwijs kwalitatief goed dient te zijn.
En dat betekent niet alleen een goede omschrijving van het onderwijstraject in de vorm van te bereiken einddoelen, specifieke leerdoelen, leermiddelen en toetsvormen –dat kan een papieren tijger worden– maar ook een adequate begeleiding van de studenten.
Hoe strakker de structuur van een opleiding is, hoe beter zijn de resultaten. De studierichtingen met de meeste contacturen tussen docenten en studenten leveren de beste rendementen, hoe schoolser hoe beter.
Bestuurders van onderwijsinstellingen zullen mogelijk tegenwerpen dat het scheppen van een goede onderwijsomgeving niet kan zonder een bepaalde schaalgrootte. Dat wil ik niet ontkennen, maar het optimum daarvoor is allang overschreden. Schaalvergroting nastreven door het creëren van studierichtingen met mooi klinkende namen verdunt de kwaliteit van de instelling in plaats van deze te verhogen: het noodzaakt de toch al schaarse goede docenten zich bezig te houden met studenten die niet weten waarvoor ze gekozen hebben.
Voorbeeld
Bij zijn pogingen om het landbouwschooltje in de lucht te houden, heeft mijn vader zich er nooit toe laten verleiden de zaken mooier voor te stellen dan ze waren of onderwijs aan te gaan bieden waarvoor hij niet bekwaam was. Misschien kunnen veel huidige bestuurders van onderwijsinstellingen hieraan een voorbeeld nemen.
De auteur is hoogleraar klinische pathologie aan het UMC St Radboud te Nijmegen. Reageren aan scribent? goedbekeken@refdag.nl