Korten op pensioenen; wat is er aan de hand?
ZWOLLE/ROTTERDAM – Een aantal pensioenfondsen moet in 2011 wellicht korten op pensioenen. Die melding van minister Donner (Sociale Zaken) zorgde deze week voor vragen bij gepensioneerden en andere betrokkenen. Wat is er aan de hand?
Enkele vragen aan actuarieel analist Hans Mosterman en actuaris Arie Herlaar van Aon Nederland. Mosterman en Herlaar adviseren werkgevers en (groepen) werknemers, ondernemingsraden en pensioenfondsen op het gebied van pensioengerelateerde vraagstukken. Beiden zijn werkzaam als senior consultant vanuit de Aon-vestigingen Zwolle en Rotterdam.
Wat is korten precies?
Korten betekent dat het opgebouwde pensioen wordt verlaagd. Afstempelen is een ander woord hiervoor.
Tot deze week zullen weinig werknemers hebben gehoord van ”afstempelen”. De pensioenwereld heeft deze formulering voor het verlagen van pensioen overgenomen van de beleggers. Afstempelen betekent het verlagen van de nominale waarde van een aandeel. Deze maatregel wordt genomen om de waarde van een aandeel in overeenstemming te brengen met de werkelijke waarde van het bedrijf na een periode van verliezen.
Wat merken mensen concreet van afstempelen?
Dat is afhankelijk van de positie die zij binnen het fonds hebben. Er zijn drie mogelijkheden:
Iemand is al gepensioneerd.
Gepensioneerden (ook weduwen en wezen) ontvangen –doorgaans maandelijks– een pensioenuitkering van hun pensioenfonds. Deze uitkering wordt bij korten verlaagd met ingang van de datum waarop het pensioenfondsbestuur de maatregel laat ingaan. Vanaf deze datum keert het fonds dus maandelijks een lager pensioen uit.
Naast het pensioen van het fonds ontvangt een gepensioneerde een AOW-uitkering. Deze AOW-uitkering (brutobedragen ongeveer 13.000 euro voor een ongehuwde en 16.000 euro voor een echtpaar) zal in veel situaties het grootste gedeelte van het pensioeninkomen zijn. Korting op deze AOW-uitkering is niet aan de orde.
Iemand is actieve deelnemer en werkt op dit moment nog bij de werkgever die bij het fonds is aangesloten.
Net als bij de gepensioneerden worden de opgebouwde pensioenaanspraken verlaagd. Deze persoon heeft daar op de ingangsdatum van de kortingsmaatregel niet direct last van omdat de pensioenen nog niet aan hem worden uitgekeerd. In de toekomst ontvangt hij natuurlijk wel een pensioen dat lager is dan dat het zonder deze korting was geweest.
In de komende jaren tot de pensioendatum zal hij nog verder pensioen opbouwen volgens de bepalingen van zijn pensioenregeling. (De hoogte van iemands opgebouwde pensioen is terug te vinden op het meest recente Uniform Pensioenoverzicht (UPO).)
Iemand is inactieve (‘slapende’) deelnemer: hij werkt momenteel niet meer bij de werkgever die bij het fonds is aangesloten, maar heeft in het verleden wel pensioenaanspraken opgebouwd bij het fonds.
Hiervoor geldt hetzelfde als voor de actieve deelnemers. Iemand bouwt hier echter geen pensioenen meer op, dat zal immers via de nieuwe werkgever gebeuren bij een ander fonds.
Welke pensioenfondsen gaan korten?
Dat is op dit moment nog niet bekend. Volgens De Nederlandsche Bank (DNB) en de minister van Sociale Zaken gaat het om 14 pensioenfondsen (van de circa 600).
De vereniging van pensioenfondsen heeft de desbetreffende pensioenfondsen opgeroepen om aan hun deelnemers bekend te maken dat dit verlagen bij het fonds aan de orde is.
Volgens DNB zou het opgebouwde pensioen bij deze fondsen in aanmerking komen voor een verlaging variërend van enkele procenten tot 14 procent. Enkele fondsen hebben inmiddels bekendgemaakt dat dit probleem bij hen speelt (zoals bijvoorbeeld de pensioenfondsen van de notarissen respectievelijk de apothekers).)
Zij willen nog met de DNB in overleg over de definitieve aanpak. Er is inmiddels voor dinsdag een Kamerdebat ingepland over deze problematiek.
Hoe weet ik of zo’n maatregel mij treft?
Het pensioenfonds zal deelnemers en gepensioneerden waarschijnlijk op korte termijn informeren als het bestuur heeft besloten om de pensioenen af te stempelen per 1 januari 2011. Desgewenst kan
men het eigen pensioenfonds hierover alvast benaderen.
Hoe komt het dat fondsen deze maatregel moeten nemen?
Een pensioenfonds moet pensioenen afstempelen als de waarde van alle bezittingen (obligaties en aandelen) te laag is om alle toekomstige pensioenen uit te keren en dit met andere maatregelen niet tijdig is te herstellen.
De belangrijkste oorzaak is vaak de gedaalde waarde van de bezittingen. Verschillende andere economische oorzaken spelen hierbij een rol, zoals de gedaalde marktrente en de gedaalde waarde van aandelen en obligaties. Probleem is bovendien dat door de vergrijzing de verplichtingen toenemen.
Welke rol speelt vergrijzing?
Begin dit jaar bleek uit de statistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) wederom dat de levensverwachting nog sneller toeneemt dan verwacht: we worden gemiddeld ouder. Dat betekent natuurlijk wel dat een fonds pensioenen langer zal moeten uitkeren. We zien dus enerzijds dat de bezittingen minder waard zijn geworden en anderzijds dat de verplichtingen door de vergrijzing toenemen.
Bij veel pensioenfondsen speelt bovendien dat er naar verhouding meer gepensioneerden en inactieve deelnemers zijn ten opzichte van de actieve deelnemers.
Heeft zo’n fonds andere mogelijkheden om erbovenop te komen dan korten?
De besturen van pensioenfondsen beoordelen periodiek of de waarde van alle bezittingen (obligaties en aandelen) nog voldoende is om alle toekomstige pensioenen uit te keren.
Als ze in de gevarenzone komen, zullen ze bijvoorbeeld het beleggingsbeleid aanpassen. Of ze passen de inhoud van de regeling aan.
Verder verlenen ze dan op de opgebouwde pensioenen geen toeslagen meer. Dat heet: niet meer indexeren, en betekent dat de opgebouwde pensioenen niet worden verhoogd (geïndexeerd) als tegemoetkoming in inflatie.
Ook kunnen pensioenfondsen de premies van werknemers- en werkgevers verhogen en/of extra stortingen in het fonds laten doen door de werkgever(s). Bij een fonds met relatief weinig actieven (werkenden) zet dit nauwelijks zoden aan de dijk.
Als al deze genomen maatregelen niet voldoende blijken te zijn, volgt afstempelen.
Biedt een garantiefonds voor gedupeerde gepensioneerden soelaas?
Pensioenfondsen kennen geen gemeenschappelijk garantiefonds of een garantieregeling, zoals banken.
In de politiek gaan wel stemmen op om de gepensioneerden via zo’n soort regeling te helpen.
Hoe gaat het nu verder? Vormen de berichten van deze week nog maar een topje van de ijsberg –worden ten slotte alle pensioenfondsen geraakt– of hoeft dat niet?
Dat is sterk afhankelijk van de ontwikkelingen in de economie. Pensioenfondsen zijn nu eenmaal gevoelig voor dalingen van de marktrente en aandelenkoersen. De besturen zullen de verhouding van bezittingen en verplichtingen van hun fonds nauwkeurig blijven volgen en zo nodig maatregelen nemen.
Zoals hiervoor beschreven, is de uiterste maatregel het afstempelen van pensioenen. Dit afstempelen zal bij de andere pensioenfondsen die hiermee te maken krijgen, onder de huidige regelgeving niet eerder dan in 2012 plaatsvinden. Er zijn nog steeds veel pensioenfondsen met een relatief sterke financiële positie. Maar hoe goed ze ervoor staan? Dat verschilt sterk per pensioenfonds.
Er zijn ook veel bedrijven die hun pensioenregeling rechtstreeks bij een levensverzekeraar hebben verzekerd. Hierop is het systeem van afstempelen niet van toepassing omdat de verzekeraar de garantie tot uitkering moet bieden.
De Nederlandsche Bank ziet erop toe dat de verzekeraars voldoende solvabel blijven, maar hier geldt een ander regime dan bij pensioenfondsen. Binnen een pensioenfonds worden de risico’s onderling gedragen en de lusten onderling gedeeld. Dat kan ook prima omdat de omvang van de grotere fondsen (ABP, Bouw, PGGM, Metaal) enorm is. Er is daardoor voldoende risicospreiding.
Rekenvoorbeeld
Een rekenvoorbeeld als het aanvullend pensioen wordt gekort met 2 procent:
Bruto AOW: 16.000 (huidig), 16.000 (na korting)
Bruto pension: 4000 (huidig), 3.920 (na korting)
Totaal bruto inkomen: 20.000 (huidig), 19.920 (na korting)