Behoud de dubbeldoelkoe
Er is een bruinrood kalfje met witte sokken geboren op zorgboerderij De Groote Modderkolk in Loenen. Van kalfjes wordt iedereen blij, maar van dit exemplaar wordt de liefhebber helemaal opgetogen, want het is een brandrood rund.
Brandrode runderen zijn koeien die van oorsprong in Nederland thuishoren, maar waarvan er niet zo veel meer rondlopen. In 2001, tijdens de mond-en-klauwzeercrisis (MKZ), hielden liefhebbers van zeldzame koeienrassen hun hart vast. Op twee bedrijven met brandrode koeien moesten enkele dieren worden geruimd, terwijl er al weinig waren. In totaal bleven er ruim 130 dieren van dit ras over.
Daarna ging het beter. Op dit moment staan er volgens de vereniging Het Brandrode Rund dik 1000 ingeschreven in het stamboek.
Voor de Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH) vormde het feit dat de MKZ-crisis in Nederland nu bijna tien jaar geleden is, een aanleiding om na te denken over de vraag: Hoe gaat het met zeldzaam Nederlands vee als er een nieuwe uitbraak zou plaatshebben? Die vraag werd vorige maand extra actueel toen de ziekte in het zuidwesten van Rusland werd vastgesteld op een varkensbedrijf. Japan kampte al langer met de dierziekte.
Om verspreiding van de ziekte tegen te gaan, werden in 2001 op grote schaal koeien, schapen, varkens en geiten gedood (in Nederland in totaal 260.000 dieren, op 2600 bedrijven). Ook zeldzame veerassen ontkwamen niet aan ruiming als ze binnen een bepaalde straal van een besmet bedrijf liepen. Zo zijn door de crisis het Veluws heideschaap, de lakenvelder koe en het Schoonebeker schaap vrijwel verdwenen.
„We hebben destijds nog een plan voor een ark van Noach bedacht, waarbij we van elk dier tien stuks op een soort eiland zouden houden”, blikt Hinke Fiona Cnossen, foktechnisch inspecteur van SZH, terug. „Er waren kuddes in gevaar.” Behoud van biodiversiteit op het gebied van landbouwhuisdieren is een speerpunt voor SZH. „Mensen denken bij biodiversiteit wellicht eerder aan salamanders en vlinders, maar diversiteit is ook van belang bij veerassen.”
Voor zeldzame rassen geldt bij besmettelijke dierziekten inmiddels een uitzonderingsclausule, „vergelijkbaar met dierentuindieren”: ze hoeven niet geruimd te worden. Daarbij zijn wel voorwaarden gesteld. Zo moet duidelijk zijn waar de dieren zich bevinden. Registratie is een heikel punt, zo blijkt. Veel eigenaren van zeldzame rassen blijken niet aan stamboekregistratie te doen.
De stichting maakt zich daarom, ondanks de verworven uitzonderingspositie, nog steeds zorgen over de toekomst. Niet alles is te voorzien en te overzien. In november 2009 gold grootschalig doden van dieren nog als een taboe bij de overheid, maar een maand later viel het besluit tot ruiming vanwege Q-koorts. Hogere belangen –die van de volksgezondheid– gaven de doorslag. En zo kon het anno 2010 gebeuren dat opnieuw dieren van een zeldzaam veeras werden geruimd: Friese en Zeeuwse melkschapen op twee besmette schapenbedrijven.
SZH zei toen „zeer verontrust” te zijn. Eerder liep dat ras –behalve door MKZ– ook al flinke schade op door scrapie en blauwtong, dierziekten waar schapen gevoelig voor zijn.
Een ander onvoorzien punt is dat er niet direct genoeg Q-koortsvaccin beschikbaar was om alle schapen en geiten in Nederland te enten.
SZH staat niet alleen in haar streven naar het behoud van diversiteit aan landbouwhuisdieren. In Nederland maken bijvoorbeeld Natuurmonumenten en het Gelders Landschap zich eveneens sterk voor zeldzame veerassen. Breder houdt ook de Wereld Voedsel- en Landbouworganisatie (FAO) zich bezig met toenemende eenzijdigheid van productiedieren. In juni dit jaar noemde de FAO het een bedreiging voor onze voedselbron als lokale runderrassen wereldwijd uitsterven. De populaire, productieve zwart-witte Holstein-Friesian verdringt lokale rassen, blijkt na onderzoek van veestapels in 169 landen. Volgens de VN-organisatie verdwijnt er, ergens ter wereld, gemiddeld één traditioneel veeras per maand. De onderzoekers noemen het behoud van de soortenrijkdom cruciaal voor een robuuste landbouwsector, die bestand is tegen ziekten en klimaatveranderingen.
De FAO adviseerde rasorganisaties om zich meer bezig te houden met strategische planning voor de lange termijn, en goede fokprogramma’s om specifieke kwaliteiten van rassen te behouden. Zoals die van de dubbeldoelkoe (zie kader).
www.szh.nl; www.natuurmonumenten.nl
Het brandrode rund maait gras, geeft melk én biefstuk
Natuurmonumenten laat rond de biologische zorgboerderij De Groote Modderkolk zo’n 150 brandrode runderen lopen, in familiegroepen – stier, koeien, kalfjes. De zorgboerderij zelf is een fokcentrum voor het ras. Het dier dankt zijn naam aan de dieprode kleur, haast zwart of „geblakerd” aan de kop en poten. Hij heeft een witte kol, een witte buik, een witte staartpunt en witte sokken. Hij lijkt vrij klein; de poten zijn relatief kort.
„Voor ons zijn het primair grasmaaiers”, zegt Harald van den Akker, beheerder van Natuurmonumenten Oost-Veluwe. „Het zijn goede begrazers.” De organisatie zet de dieren in voor natuur- en landschapsbeheer in gebieden waar ze oorspronkelijk thuishoren. Opvallend aan dit runderras is dat het een „dubbeldoelkoe” is. De meeste koeien geven óf melk, of zijn goed voor het vlees. Het brandrode rund produceert beide.
De dieren zijn rustig, ongevaarlijk voor mensen en kalven gemakkelijk af. Ze zijn niet veeleisend. „’s Zomers grazen ze in de wei; ’s winters staan ze in de potstal en eten ze het gras dat over is”, zegt Van den Akker. En ze leveren kwalitatief goed vlees.
Op dit moment bestaat er een wachtlijst voor brandrode runderen, vertelt hij. Vooral particulieren, hobbyboeren, biologische boeren en openluchtmusea hebben belangstelling. „Maar als een professioneel bedrijf interesse heeft, krijgt het voorrang.” ”Breed it – eat it” is het geheim voor het voortbestaan van een koe, meent hij: zorg dat er vraag ontstaat naar het vlees, dan willen bedrijven er wel mee in zee.