Muziek

Ben van Oosten: muzikale perfectionist

Hij wordt gezien als een van de grootsten in orgelland. Ben van Oosten (55) haalt er zijn schouders bij op. Voor de Hagenees spreekt het voor zich dat je als organist keihard werkt en naar perfectie streeft. Deze week viert hij zijn 40-jarig jubileum als concertorganist.

18 August 2010 13:15Gewijzigd op 14 November 2020 11:30
Ben van Oosten. Foto RD, Henk Visscher
Ben van Oosten. Foto RD, Henk Visscher

In de salon valt het oog direct op het pijporgel dat tegen de buitenmuur staat. Speciaal voor deze kamer gebouwd, in Frans-romantische stijl. Van Oosten stak er zelf de handen voor uit de mouwen. Samen met Jan van den Heuvel ontwierp hij het drieklaviers studieorgel, om vervolgens in de werkplaats in Dordrecht zelf mee te bouwen aan het instrument.

Van Oosten kruipt achter de klavieren en demonstreert de mogelijkheden. Hier zit hij te studeren, urenlang. En als hij even behoefte heeft aan een wat grotere ruimte, wandelt hij naar de Grote Kerk, waar hij sinds 1990 titularis is. Daar staat hem het drieklaviers Metzlerorgel uit 1971 ter beschikking.

Ook al verkeert Van Oosten meestal in zijn geboortestad, Den Haag, met zijn hoofd bevindt hij zich meestal in Parijs. „Muzikaal gezien wel, ja. Vroeger kwam ik veel vaker in Parijs dan nu. Maar ik ben hele dagen met het Frans-romantische orgelrepertoire bezig. In die muzikale wereld gaat m’n hart open.”

Wat hem daar zo in boeit? „Ik vind het jammer dat ik niet honderd jaar eerder ben geboren. In het Frankrijk van eind 19e eeuw voel ik me thuis. Als je in zo’n Notre Dame loopt, of in de Saint-Sulpice, alles herinnert aan de componisten met wie ik bezig ben: Widor, Guilmant, Vierne, Dupré. Natuurlijk heb ik die sensatie ook als ik in Leipzig de Thomaskirche van Bach binnenstap. Maar in Parijs is het allemaal wat minder lang geleden, is het allemaal iets tastbaarder.”

Al meer dan 25 jaar is Van Oosten bezig met de Franse muziek. Het ene na het andere cd-project werkte hij af. Eerst alle orgelwerken van Louis Vierne. Vervolgens alle acht orgelsonates van Alexandre Guilmant. Toen Charles-Marie Widor compleet. De laatste tien jaar was hij bezig met het hele orgeloeuvre van Marcel Dupré.

Daarbij streefde hij steeds naar het hoogste resultaat. Hij verdiepte zich grondig in de componist en zijn werk, liefst vanuit de archieven in Frankrijk. Dat resulteerde in het geval van Widor zelfs in een lijvige Duitse biografie, die momenteel in het Engels wordt vertaald.

Ook voor wat betreft de orgels waarop het repertoire moest worden uitgevoerd, ging Van Oosten grondig te werk. „Voor een van de cd’s in de Dupréserie ben ik tien orgels wezen bespelen. Ik vond ze allemaal nét niet goed genoeg. Het elfde is het geworden. Ik ben wel een pietlut, ja, een perfectionist.”

Welk project er voor hem uitspringt? „De werken van Vierne. Fantastische muziek! Vierne komt voor mij direct na Franck.” César Franck ontbreekt echter nog in het rijtje. „Dat komt nog. Maar dat vraagt rijping. Ik heb altijd gezegd dat je voor je 60e Franck niet moet opnemen. Die muziek heeft een heel bijzondere kwaliteit. Als je bij Dupré de noten kunt spelen, ben je al bijna klaar; die muziek is vooral op de techniek gericht. Bij Franck begint het pas als je de noten kent. Zijn muziek gaat veel dieper. Iedere stem zingt. Steeds ontdek je weer nieuwe dingen. Daarom klinkt Franck op concerten bij mij steeds weer anders. Dat heeft ook te maken met het orgel waarop je speelt, en met hoe je zelf in je vel zit. Als je gaat opnemen, ligt het vast. Kortom, ik ben er nog niet klaar voor.”

Bij wijze van tussenstap gaat Van Oosten nu eerst aan de slag met de orgelwerken van Saint-Saëns. Dat moeten twee à drie cd’s worden. En als hij dan nog niet toe is aan Franck? De werken van Max Reger? „Die vraag heb ik mezelf nooit gesteld. Misschien ooit. Ik ben gek op Reger: heerlijke muziek!”

Bij al zijn projecten vraagt Van Oosten zich af of hij iets toe te voegen heeft aan wat er al is. Daarom peinst hij niet over een integrale opname van alle Bachwerken. „Ik vind het altijd heerlijk om Bach te spelen; het is de mooiste muziek om mee bezig te zijn. Maar er zijn zo veel goede opnames, daar heb ik niets aan toe te voegen.” Bij Reger ligt dat anders. De integrales zijn er wel, „maar naar mijn idee niet de goeie. Daar zou ik wel wat aan toe te voegen hebben, ja.”

Zijn eerste officiële concert gaf Ben van Oosten op 31 oktober 1970 in de Haagse Nieuwe Zuiderkerk, waar hij toen net organist was geworden. ”Onstuimig orgeltalent” kopte de Haagse Courant de volgende dag. Als Van Oosten na veertig jaar terugkijkt op zijn carrière als concertorganist, dan valt meermalen de naam van Feike Asma. Hij was degene die ervoor zorgde dat Van Oosten naar het conservatorium ging. „Ik had wel pianoles gehad, maar op orgel speelde ik vrijwel alles op het gehoor van lp’s na. Toen ik in 1968 bij Asma in Maassluis ging voorspelen omdat ik bij hem op les wilde, kwam hij erachter dat ik moeite had met van blad spelen. „Ga jij eerst maar eens een jaartje noten vreten bij mijn oud-leerling Wim van der Panne”, was zijn reactie.”

Van Oosten naar Van der Panne in Voorburg. Die was toen al wat losgeraakt van Asma en geboeid geraakt door onder anderen de Fransman Jean Langlais, bij wie hij zelf had gestudeerd. „Van der Panne wilde niet dat ik verder ging bij Asma, maar stuurde me naar Langlais. Bij hem heb ik voorgespeeld, en ik was aangenomen. Maar toen kreeg Asma daar lucht van. Hij schreef me een brief: „Ga niet naar Parijs. Zorg dat je eerst in Nederland aan het conservatorium een goede opleiding krijgt.” Ik hechtte meer aan Asma’s advies dan aan dat van Van der Panne. Zo kwam ik in Amsterdam bij Albert de Klerk terecht. En dat was een voortreffelijke keuze.”

Later ging Van Oosten alsnog naar Parijs, maar niet meer naar Langlais. Hij studeerde bij Daniel Roth en André Isoir. „Vooral de laatste heeft me geleerd om muziek te maken. Hij is een fantastische muzikant.” Maar het duurde niet zo heel lang. „Na een paar lessen wilde Isoir me niet meer zien en zei hij me dat ik op eigen benen kon staan. En eerlijk gezegd heb ik daarna het meeste geleerd. Eerst wil je in het spoor van de leermeester gaan, dat voelt safe. Maar het is belangrijk dat je leert loslaten en je eigen interpretatie ontwikkelt.”

Niet alleen bij zijn opnames gaat Van Oosten grondig te werk, ook voor zijn concerten legt hij de lat hoog. Twee dagen voor het gesprek was hij in Bolsward. „Daar kost het veel meer tijd om je voor te bereiden dan op een Frans-romantisch orgel. Ik probeerde er om 12.00 uur te zijn, maar het werd vanwege de file halftwee. Ik heb aan één stuk door zitten spelen, tot 19.00 uur. En nog had ik het gevoel dat ik tijd tekort kwam voor de laatste details.”

De dag erna was hij in de Oude Kerk in Ede. „Daar kom ik al vanaf 1976 ieder jaar.” Ook al is het een minder beroemde locatie, ook daar was Van Oosten om 12.00 uur present voor de voorbereiding. „Je bent dat verplicht: aan het publiek, aan de commissie die je uitnodigt, aan de componist, aan het orgel én aan jezelf.”

Hoewel Van Oosten een eigen weg heeft gekozen, fungeert Feike Asma nog wel als voorbeeld als het gaat om zijn bevlogenheid om het orgel aan de man te brengen. „Maar ik streef naar de ideale balans tussen muzikaliteit en techniek. „Studeren, studeren, studeren”, zei Asma. Dat heb ik in mijn oren geknoopt.”

Asma’s naam valt ook als het gaat om het begeleiden van de samenzang. De manier waarop Jan Zwart en Asma daarmee omgingen, is de meest inspirerende, zei Van Oosten ooit. „Daar sta ik nog steeds achter. Maar in de Grote Kerk hier worden geen zondagse diensten meer gehouden. Ik heb vanaf 1973 tot begin dit jaar in een Haagse rooms-katholieke kerk gespeeld, en nu vervul ik nog een aantal beurten per jaar in twee rooms-katholieke kerken in Rijswijk.

Of ik de protestantse gemeentezang mis? Die vind ik nog steeds heel mooi. Maar ik ben zo verknocht geraakt aan de rooms-katholieke liturgie, het gregoriaans, de koorzang met de klassieke missen, dat ik die eerder zou missen.”

Marcel Dupré

In april van dit jaar nam Ben van Oosten in de Saint-Sulpice in Parijs het laatste deel op van zijn serie met alle orgelwerken van Marcel Dupré (1886-1971). Daarmee is een project van meer dan tien jaar –hij begon in 1999– ten einde. Op twaalf cd’s is het complete orgeloeuvre van de Franse componist vastgelegd, gespeeld op orgels in Frankrijk, Ierland, Canada, de Verenigde Staten en Engeland.

”Marcel Dupré – Organ Works Vol. 12; Ben van Oosten, Cavaillé-Collorgel Saint-Sulpice, Parijs”; MDG (31612942); € 21,95.

Ben van Oosten geeft één jubileumconcert: zaterdag 21 augustus om 19.30 uur in de Grote Kerk in Den Haag. Na afloop is er een receptie.

Scherzo, opus 16 (M. Dupré)

Ben van Oosten, Saint-Sulpice Parijs

"Holy Jesus is risen from the dead", uit: Seventy-Nine Chorales, opus 28 (M. Dupré)

Ben van Oosten, Saint-Sulpice Parijs

Fugue, uit: Choral et Fugue, opus 57 (M. Dupré)

Ben van Oosten, Saint-Sulpice Parijs

"The glorious day is come", uit: Seventy-Nine Chorales, opus 28 (M. Dupré)

Ben van Oosten, Saint-Sulpice Parijs

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer